Operation Manual
14 GMC-I Messtechnik GmbH
5.5 Hulpfunctie
Voor elke schakelaarstand resp. basisfunctie kunt u de volgende
informatie in beeld brengen, als u ze met de functiedraaiknop heeft
gekozen:
• Aansluitschakeldiagram
• Meetbereik
• nominaal bereik en meetonnauwkeurigheid
• nominale waarde
➭ Druk voor het oproepen van de hulpfunctie op de knop HELP.
➭ Als er meerdere hulppagina’s voor elke meetfunctie zijn, moet
u de knop HELP herhaaldelijk indrukken.
➭ Druk voor het verlaten van de hulpfunctie op de knop ESC.
5.6 Parameters of grenswaarden instellen op basis van het voorbeeld RCD-meting
1 Roep het submenu op voor het instellen van de gewenste parameters.
2 Kies de parameters met de cursorknoppen ↑ of ↓ .
3 Ga met de cursorknop → naar het instelmenu van de gekozen parameter.
4 Kies de parameters met de cursorknoppen ↑ of ↓ .
5 Bevestig de instelwaarde met ↵. Deze waarde wordt in het instelmenu
overgenomen.
6 Pas met
3 wordt de instelwaarde permanent overgenomen voor de bijbe-
horende meting en springt u terug naar het hoofdmenu. Als u met ESC
terugkeert naar het hoofdmenu en niet met
3, is de nieuwe gekozen
waarde niet overgenomen.
Parametervergrendeling (controle van de plausibiliteit)
Afzonderlijke gekozen parameters worden op plausibiliteit gecon-
troleerd, voordat ze in het meetvenster worden overgenomen.
Als de door u gekozen parameter niet zinvol is in combinatie met
andere, reeds ingestelde parameters, dan wordt deze niet over-
genomen. De eerder ingestelde parameter blijft bewaard.
Oplossing: kies een andere parameter.
1
2
2
3
4
4
5
6
2
4
3
5
6