Operation Manual

GMC-I Messtechnik GmbH 37
10.7 Meting van de aardingsweerstand – batterijgevoed „gebruik op batterijen“ – 3-polig
Driedraadsprocedure
Meting van de aardingsweerstand volgens de
driedraadsprocedure
Aansluiting
Zet de pennen voor de sonde en de hulpaardelektrode op
minstens 20 m resp. 40 m afstand van de aardelektrode, zie
afbeelding boven.
Zorg ervoor dat er geen hoge overgangsweerstanden tussen
de sonde en de grond zijn.
Monteer de adapter PRO-RE (Z501S) op de teststekker.
Sluit de sonde, de hulpaardelektrode en de aardelektrode aan
via de banaanbussen van 4 mm van de adapter PRO-RE.
Let hierbij op het opschrift van de banaanbussen!
De aansluiting ES/P1 blijft vrij.
De weerstand van de meetleiding naar de aardelektrode wordt
rechtstreeks meegerekend in het meetresultaat.
Om de fout die door de weerstand van de meetleiding wordt ver-
oorzaakt zo klein mogelijk te houden, moet u bij deze meetproce-
dure een korte verbindingsleiding met een grote dwarsdoorsnede
gebruiken tussen aardelektrode en aansluiting „E“.
Opmerking
Om shunts te verkomen moeten de meetleidingen goed
geïsoleerd zijn. De meetleidingen mogen niet worden
gekruist of over een lange afstand parallel met elkaar ver-
lopen. Hierdoor wordt de invloed van koppelingen tot een
minimum beperkt.
Meetfunctie kiezen
Gebruiksmodus kiezen
De gekozen bedrijfsmodus wordt geïnverteerd weer-
gegeven:
wit batterijsymbool op zwarte achtergrond.
Parameter instellen
q Meetbereik: AUTO, 50 kΩ, 20 kΩ, 2 kΩ, 200 Ω, 20 Ω
q Aansluitingstype: 3-polig
q Overzetverhouding: hier niet van belang
q Afstand d (voor meting
ρ
E
): hier niet van belang
Meting starten
PROFITEST MPRO, PROFITEST MXTRA
E
SH
20 m 20 m
SHESE
R
E