Graupner JR remote control computer systeem MC-12 rotary-select programmeer-handboek
Inhoudsopgave veiligheidsaanwijzingen Gebruiksdoel Inbouw van de ontvangstinstallatie Controle voor de start Inbouw van de stuurstangen Controle zender- en ontvangeraccu Ontstoring / ontstoorfilter Toepassing van electronische vaartregelaars Electrische ontstekingen Onderhoudsaanwijzingen Uitsluiting van aansprakelijkheid / schadevergoeding Algemene aanwijzingen Voorwoord bij het handboek Computer-systeem mc-12 Aanwijzingen bij het gebruik Technische gegevens zender, ontvanger Zenderbehuizing openen Omzette
Stopwatch en Countdown Timer Overzicht van de Multifunctie-programma’s Unifly “FL” Beschrijving modeltype “FL” Ontvangertoewijzing “FL” Instel-rotatie “FL” Instelschema “FL” Welfkleppen-hoogteroer-mixer “FE1/0” Rolroerdifferentiatie “DIF” Welfklepen-rolroer-mixer “FA1/0” Remkleppen-welfkleppen-mixer “S-F” V-staart-mixer “VTL” Programmeervoorbeeld “FL” Rolroeren als landingshulp Acrobatic-Nautic-Car “AC” Beschrijving modeltype “AC” Ontvangertoewijzing “AC” Instel-rotatie “AC” Instelschema “AC” Hoogteroer-wel
Veiligheidsaanwijzingen in ieder geval doornemen ! Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden.
Inbouwen van stuurstangen In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden. Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationairpositie worden gebracht. Er op letten, dat geen metalen delen b.v.
Ontstoren van electromotoren Bij een technisch probleemloze installatie horen onstoorde electromotoren, omdat alle electromotoren tussen collector en borstels vonken veroorzaken die, afhankelijk van het soort motor, de radiobesturing kunnen storen. In modellen met electroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Onstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij electroaandrijving en gebruik van een radiobesturingsinstallatie altijd worden ingebouwd.
een “druk op de knop”te activeren. Kiest u slechts in het programma van de mc-12 het desbetreffende modeltype uit, dan stelt de software alle benodigde mix- en koppelfuncties automatisch samen. In de zender vervallen modulen voor het verwerkelijken van complexe koppelfuncties, en in het model worden ingewikkelde mechanische mixer-constructies overbodig. De mc-12 biedt een maximum aan comfort en betrouwbaarheid.
• • Model Memory met Lithium-Backup-batterij om gegevens ook bij ontladen zenderaccu te beveiligen. Voorbereid voor gebruik als leerling- of ook als leraarzender. GRAUPNER MC-12 8- / 14-kanaals-radiobesturingsset sets Best.-nr. 4724 voor de 35-MHz-band Best.-nr. 4724.B voor de 35-MHz-B-band Best.-nr. 4725 voor de 40-MHz-band Best.-nr. 4724.
Gevoeligheid ca. Modulatie Aansluitbare servo’s Temperatuurbereik ca. Antennelengte ca. Stuurkanalen max. Afmetingen ca. Gewicht met accu ca. * ** 10 µV PPM 18 7 stuks -15°…+55 °C 950 mm 14 47 × 25 × 16 mm 16 g alleen voor export 4 NC-cellen of 4 droge batterijen Aanwijzingen voor het gebruik Zenderbehuizing openen Vóór het openen de zender uitschakelen (Power-schakelaar op “OFF”).
kunnen aansluiten), moet de bijgeleverde 2-polige stekkerbus op de zenderprint, zie ook bladzijde 13, als kortsluitingsbruggetje gemonteerd worden. Let op: In dit geval bestaat er kortsluitingsgevaar aan de bananenstekkers van de laadkabel. Aanwijzingen bij het gebruik van automatische snellaadapparaten: Let bij het gebruik van een snellaadapparaat op een goed en veilig contact van alle stekkerverbindingen.
Functiewijze: De stuuractiviteiten van de leerlingzender worden storingsvrij via een glasvezelkabel naar de leraarzender overgebracht. Het wisselen van leraar- naar leerlingactiviteit wordt eenvoudig bediend door het omzetten van een momentschakelaar op de leraarmodule. Laat de leraar op kritische momenten deze schakelaar los, dan gaat de stuur-voorrang direct weer terug naar de leraarzender.
laden met automatische lader normaalading (fabrieksinstelling) zenderaccuaansluiting kortsluitbrug meer schakelaars zie aanhangsel aansluitvolgorde van de externe schakelaars aansluitbus externe schakelaars 0 1 2 3 4 5 UNIFLY modeltype ACROBATIC-NAUTIC-CAR(AC) HELICOPTER(HE) Dual-Rate en exponentiëel voor rolroer resp. rollen bij helicopter Dual-Rate en exponentiëel voor hoogteroer resp. nicken bij helicopter Dual-Rate en exponentiëel voor richtingsroer resp.
actuele modeltype FL, AC of HE in de bovenste regel aangeduid. In de onderste regel wordt de zenderaccuspanning aangegeven. modelnaam resp. modelnummer 1 tot 8 en modeltype (hier “FL”) accu-alarm zender-accuspanning De zender mc-12 is voor drie verschillende modeltype-klassen voorgeprogrammeerd. De fabrieksinstelling gaat uit van het type “UNIFLY (FL)”. een beschrijving van de modeltypen vindt u op de bladzijden 32, 48 en 62. verder naar beneden kiest u het juiste “modeltype”uit, zie bladzijde 18.
ENTER Invoertoets: beide wip-toetsen tegelijkertijd naar beneden in de richting van CH en DEC drukken. Wistoets: linker wip-toets naar beneden in de richting van CH en tegelijkertijd rechter wip-toets naar boven in de richting van INC duwen. CLEAR Normaal bedrijf en stopwatch Elke invoer wordt door een korte pieptoon bevestigd. Alle toetsen bezitten een automatische herhalingsfunctie bij langer aanhoudend indrukken.
3. Met de toets MODE de gewenste code selecteren en met INC resp. DEC instellen. (CH dient om bij het invoeren van de modelnaam de positie te kiezen). 4. Door nog een keer op de ENTER-toetsen te drukken kan overal de systeem-programmering worden beëindigd. 5. Het programma wisselt weer naar de normale bedrijfsmodus. In de volgende kolom is het diagram van het verloop van de Systeem-rotatie afgebeeld. De in totaal 6 codes van de Systeem-rotatie worden daarna uitgelegd.
toetsen CH + INC (=CLEAR). Deze zogenaamde Reset-functie is beëindigd, zodra het modelnummer niet meer knippert.
mode 2 gas links richtingsr. links motor volgas richtingsr. rechts rolroer links motor stationair hoogteroer rolroer rechts hoogteroer mode 3 gas rechts hoogteroer rolroer links motor volgas rolroer rechts richtingsr. links hoogteroer richtingsr. rechts motor stationair mode 4 gas links motor volgas rolroer links rolroer rechts hoogteroer richtingsr. links motor stationair richtingsr. rechts hoogteroer stuurtoewijzing voor helicoptermodellen: mode 1 gas rechts nick hekr. links pitch hekr.
Drossel-stuurrichting Richtingsomkeer van de gasstuurknuppel Deze instelling maakt het mogelijk, de bedienrichting van de (gas-)stuurknuppel (Throttle), functie 1, bij alle modeltypen – bij voorkeur echter bij modeltype ‘HE”- aan de stuurgewoonten van de piloot aan te passen. Via INC resp. DEC kan tussen “NORM” en “REV” worden omgeschakeld. Van deze instelling hangen de functies van andere mixers af, voor zover ze de stuurfunctie 1 (bij het helicopter-programma “HE” dus gas- en pitchfunctie, zoals b.v.
Servo-aansluiting bij de modeltypen UNIFLY (FL) en ACROBATIC-NAUTIC-CAR (AC): stuurfunctie functie externe schakelaar 2 rolroer aan bus 0 3 hoogteroer aan bus 1 4 richtingsroer aan bus 2 Servo-aansluiting bij de modeltype HELICOPTER (HE): stuurfunctie functie externe schakelaar 2 rollen aan bus 0 3 nicken aan bus 1 4 hekrotor aan bus 2 Na selectie van de code “D/R” wordt eerst met CH de gewenste stuurfunctie (CH2 tot 4) uitgekozen.
2 3 4 rolroer hoogteroer richtingsroer aan bus 0 aan bus 1 aan bus 2 Servo-aansluiting bij de modeltype HELICOPTER (HE): stuurfunctie functie externe schakelaar 2 rollen aan bus 0 3 nicken aan bus 1 4 hekrotor aan bus 2 Voorbeelden: Expo= +50% servo-uitslag stuurknuppel-uitslag Expo= +100% servo-uitslag stuurknuppel-uitslag Expo / Dual-Rate Koppeling van Exponential en Dual-Rate De Dual-Rate-functie maakt het mogelijk, de stuur-uitslag symmetrisch om de neutraalpositie lineair tussen 0 en 125% in t
Vóór een nieuwe instelling van een model kunnen het beste alle Offset-geheugens gewist worden. Daarvoor de stuurknuppels en trimhevels in de neutrale positie brengen. Na indrukken van de toets CLEAR wordt automatisch de inhoud van het geheugen gewist. Wanneer nu de toets INC of DEC wordt bediend, kan het voorkomen, dat in de verschillende geheugens van 0 verschillende waarden terug te vinden zijn.
trimhevel uit zijn neutraalpositie bewogen, dan verandert het werkpunt bij de neutraalstelling van de stuurknuppel tussen de beide curves, d.w.z. bij het omschakelen van de externe schakelaar neemt de bijbehorende servo een iets andere positie in. Deze sprong in de servo-beweging wordt onderdrukt, wanneer de veranderde trimpositie opgeslagen is. Hetzelfde geldt ook voor de Dual-Rate-functie.
Automatisch mixen van meerdere functies Opmerkingen bij de mixers en hun instelmogelijkheden Bij veel modellen is er vaak een mixen van verschillende aansturingen in het model wenselijk, b.v. een koppeling van rol- en richtingsroer of de koppeling van 2 servo’s, wanneer twee hoogteroeren door aparte servo’s moeten worden aangestuurd.
“SRA/E/R”, “ATR” bladzijde 54, 71 Een van deze instellingen, dus “ON” of “5” uitkiezen en CH indrukken. Nu kan een bij het neutraalpunt symmetrische mixwaarde tussen 0 en ± 125% via INC of DEC worden ingesteld. (CLEAR zet de parameter terug naar “0%”). Werd er een externe schakelaar toegewezen, dan kunt u de mixer nu uitzetten, waarna op het display “OF” verschijnt.
In het “AC”-programma kan bij het activeren van de functie “LDS” in het menu “automatische landingshulp” een aan CH7 op de zenderprint aangesloten stuurelement niet gebruikt worden. Verder gelden hier – zoals ook bij het modeltype “HE”- dezelfde principes als hier boven bij type “FL” vermeld staan.
mogelijk, de schakelrichting met DEC om te draaien. In de onderste display-regel verschijnt hiervoor achter het schakelaarnummer een letter. Wanneer de uitgekozen schakelaar tegelijkertijd één van de vele mix- en koppelfuncties moet schakelen, zie tabel bladzijde 13, kan hierdoor de schakelrichting worden aangepast: “c” (closed): “o” (opened): De klok start, zodra de externe schakelaar gesloten wordt. De klok start, zodra de externe schakelaar geopend wordt.
Delta mixer Flaperon 3 vrij programm. mixers DLT FPR A/B/C A=5, B=4, C=3 hoogte- welfklep (Elevator – Flap) landingsautomaat delta ( rol – hoogte) Flaperon (rolroeren als welfkleppen) scheepsmodellen automodellen HE = HELICOPTER Beschrijving zie vanaf bladzijde 62 mixer Idle Up Autorotatie Pitch curve statische mixer dynamische mixer tuimelschijf-type 3 vrij programm.
hoogteroer rolroer links remkleppen of motordrossel rolroer (aileron) rem- of stoorklep (spoiler) V-staart richting / hoogte servo links richting / hoogte servo rechts links rechts V-staart (V-tail) Nautic en Car speciale functie speciale functie speciale functie richtingssturing / sturen speciale functie speciale functie Let u er op, dat in de standaard-instelling de uitgangen 2 + 5 met elkaar gekoppeld zijn! motordrossel of vaartregelaar Instel-rotatie UNIFLY 1 = Dual Rate, stuuruitslag- omschakel
10 MIX DIF rolroer-differentiatie De rolroer-differentiatie, d.w.z. ongelijke positieve en negatieve uitslag van de beide rolroer-servo’s, kan van normaal (0%) tot Split (100%) worden ingesteld. Bij foutieve rolroer-differentiatie zie aanwijzing op bladzijde 37.
mixer B resp. C Ontvangertoewijzing type UNIFLY Bij een normaal model met twee rolroerservo’s zijn de uitgangen 2 + 5 met elkaar verbonden. Bij het inschakelen van de Vstaartmixer zijn ook nog de beide ontvangeruitgangen 3 + 4 voor de hoogte- en richtingsroersturing gekoppeld.
schakelaarpositie “1” draai- of schakelmodule voor welfkleppen- en hoogteroerpositie module (stuurfunctie CH6) in gewenste positie brengen, INC of DEC indrukken. waarde-bereik 0 tot ± 100 (CLEAR = 0) Rolroer-differentiatie Differential-mixer voor rolroeren De rolroerdifferentiatie compenseert een ongewenst neveneffect, dat als “negatief draaimoment” wordt aangeduid: bij het naar beneden uitslaande roer ontstaat een grotere weerstand dan bij het naar boven uitslaande roer.
Wanneer de rolroeren en welfkleppen dezelde kant op bewegen, ontstaat er daardoor een gelijkmatigere verdeling van de lift over de hele spanwijdte. Een rolroerdifferentiatie, zie bladzijde 37, moet evt. verkleind worden, omdat het rolroereffect door het soms extreme omhoogstellen van de rolroeren bij de Butterfly-functie flink beïnvloed kan worden en de rolroer-uitslagen naar beneden door de differentiatie verkleind of zelfs opgeheven kunnen zijn ten opzichte van de uitslagen naar boven.
INC of DEC indrukken en daarbij remkleppenstuurknuppel in gewenste positie brengen. Aanwijzingen: In combinatie met de WELFKLEPPEN - / HOOGTEROER-mixer, zie bladzijde 36, wordt bij het bedienen van het remkleppenstuurkanaal het hoogteroer zo bijgetrimd, dat de lengte-neiging ten opzichte van het normale vliegpatroon niet verandert.
Indien het model geen rolroeren heeft of beide roeren met maar één centrale servo worden aangestuurd, laat u de desbetreffende ontvangeruitgangen onbezet. De bijbehorende programmeerstappen, die de rolroeren betreffen, slaat u in dit geval over. De onderstaande beschrijving heeft betrekking op de belangrijkste functies van zowel de Systeem-rotatie als ook van de Instel-rotatie. Let u er op, dat met name de mixwaarden per model kunnen variëren.
Instel-rotatie Vanuit de normale bedrijfsaanduiding komt u via ENTER in de Instel-rotatie. Bevindt u zich nog in de Systeem-rotatie, dan 2× ENTER indrukken. 20 De als laatste gekozen code van de Instel-rotatie verschijnt op het display. Binnen de Instelrotatie komt u via MODE bij de volgende code. rolroer richtingsroer Exponential stuurkarakteristiek, b.v. richtingsroer CH4 Normaal gesproken volgt de servo lineair de stuurknuppeluitslag.
Geeft u via de mixwaarde wat hoogteroer naar beneden, om een pompen tijdens het landen 26 te voorkomen. De hoogteroer-uitslag variëert per model. De schakelaar 3 maakt het hier ook mogelijk om net als bij de mixer “FA1/0” tussen twee mixwaarden om te schakelen (let op dubbele bezetting met “MIX C”). Daarmee is de programmering van de landingshulp afgesloten. Let op de alternatieve programmering op bladzijde 47. Combi-mixer: rolroer – richtingsroer B.v.
Het programma “AC” heeft echter ook kant-en-klare programma’s: De “automatische landingshulp” brengt onder een bepaald ingesteld motortoerental hoogteroer, Flaps (welfkleppen) en Spoiler (remkleppen) naar een vrij te programmeren positie. Bij het kunstvlucht-programma “Snap Roll (SR)” nemen op afroep het hoogte-, richtings- en rolroer een gedefinieerde positie in. Het vleugelprogramma “WING (WNG)” omvat de programma’s DELTA en FLAPERON.
6 = servouitslag-instelling 7 = vrij programmeerbare mixer 8 = Timer-functie 9 = welfkleppen- / hoogteroermixer 10= rolroerdifferentiatie 14= hoogteroer - / welfkleppenmixer 15= automatische landingshulp 16= kunstvluchtautomaat 17= vleugelprogramma’s schakelbare functies gasstuurknuppel Instelschema modeltype AC = Acrobatic – Nautic – Car 1…6, 8 Instellingen 1 tot 6 en 8 zijn beschikbaar bij alle modeltypen 1 DUAL RATE functie 2 tot 4, bladzijde 21 0 tot +125%, schakelbaar 2 EXPONENTIAL functie 2 tot 4, b
vastleggen van het motortoerental (positie van de gasstuurknuppel om de instellingen te activeren) CLEAR = OF alleen bij LDA. In dit geval AAN / UIT van de automaat via schakelaar 5. 16 MIX SRA kunstvluchtautomaat (Snap Roll) Bij bedienen van de Snap-Roll-schakelaar (schakelaar aan bus 3) lopen de servo’s van rol-, hoogte- en richtingsroer naar een voorgeprogrammeerde positie (letten op dubbele bezetting met “MIX A”).
Acrobatic – Nautic – Car -standaardmodellen spoiler welfkleppen speciale functie richtingsroer hoogteroer rolroer remkleppen of motordrossel Delta – modellen rol / hoogte servo rechts rol / hoogte servo links Flaperon spoiler rolroer rechts speciale functie richtingsroer hoogteroer rolroer links remkleppen of motordrossel Nautic en Car richtingssturing / sturen motordrossel of vaartregelaar Elevator – Flap-mixer hoogteroer-welfkleppen-mixer Ter ondersteuning van het hoogteroer bij scherpe bochten e
neutrale positie naar de eindpositie. De servo-uitslag moet via de code “servouitslag-instelling”, bladzijde 25, worden vastgelegd. activeren van de gasstuurknuppel In het onderprogramma “LDA” ( Landing Auto) wordt de positie vande gasknuppel vastgelegd, vanaf welke de automatische landingshulp bij verder reduceren van het motortoerental geactiveerd moet worden en de servo’s naar de geprogrammeerde posities gaan. Hiervoor de gasknuppel naar de gewenste positie brengen en INC resp DEC indrukken.
vleugel-programma’s Delta en Flaperon Deze code bevat twee speciale mixers, die via INC / DEC ingeschakeld kunnen worden. vleugelprogramma (Wing) kiezen Delta Flaperon 1. Bij Delta-modellen “DLT” worden de functies rol- en hoogteroer gemixt, waarbij de servo’s aan de ontvangeruitgangen 2 en 3 (motordrossel aan 1, richtingsroer aan 4) aangesloten moeten worden.
uit naar vijf functies. Aan de ontvangerkant is voor iedere module een 1/5 K NAUTIC-Multi-Split Decoder (Best.-nr. 4139) nodig, zodat de desbetreffende ontvangeruitgangen uitgebreid worden naar elk vijf onafhankelijke servofuncties. Een nauwkeurige beschrijving van de modulen vindt u in het aanhangsel.
Voorbeeld: scheepsmodel met 2 aparte Jet-aandrijvingen (Maakt het gescheiden afstellen van de aparte regelaars mogelijk, ook tijdens het varen) regelaar linker Jet-aandrijving speciale functie regelaar rechter Jet-aandrijving vooruit / achteruit via omkeer-mechanisme richtingssturing via stuurbuis twee NAUTIC-Multi-Split-modulen aan te sluiten voor speciale functies aanwijzingen: 1. Aan de Decoder mogen componenten met geïntegreerde stroomverzorging, b.v.
rotatie komt u via MODE bij de volgende code. richingssturing Exponential stuurkarakteristiek, b.v. richtingssturing Normaal gesproken volgt de servo lineair de stuurknuppeluitslag. Bij een fijngevoelige sturing 21 in de knuppel-middenstand kiest u een waarde tussen LN (=lineair) en 100%. De externe schakelaar 2 schakelt om tussen 2 richtingsroer-instellingen. servo-omkeer Pas de servo-draairichting aan met INC / DEC. Een cursor laat u de actuele draairichting “REV” of “NORM” zien.
Helicopter Beschrijving modeltype Met zijn helicopter-programma beschikt de mc-12 over de belangrijkste opties om een moderne modelhelicopter te kunnen besturen. Wees bewust van uw verantwoordelijkheid bij de omgang met modelhelicopters! RC-modelhelicopters zijn ingewikkelde modellen, die wat het vliegen betreft, niet eenvoudig te beheersen zijn en bij ondeskundig gebruik ongecontrolleerd in elke willekeurige richting kunnen vliegen, zodat ze een voortdurende bron van gevaar vormen.
vrij programmeerbare mixers* “A, B, C” 26 *De programmering van de ze mixer is normaal gesproken niet nodig en zal alleen bij speciale functies van betekenis zijn. Let u echter bij het eventuele programmeren van een vrije mixer in ieder geval op de “aanwijzingen” op bladzijde 27 van de handleiding. Let u er vooral op, dat een aan CH6 op de zenderprint aangesloten stuurelement bedoeld is om de pitch-servo nauwkeurig te kunnen afstellen. De stuuruitslag is daarom begrensd op 25%.
Ook een hoge voorwaartse snelheid van het model resp. hoveren bij sterke tegenwind kan tot gevolg hebben, dat het stabiliserende effect van het kielvlak samen met het autopiloot-effect tot een overreactie leidt, wat weer herkenbaar is aan een pendelen van de staart. Om in iedere situatie een optimale stabilisering te hebben, kan het autopiloot-effect via de draaimodule “7” worden aangepast. (Bij toepassing van het niet meer leverbare autopiloot-systeem NEJ-120BB (Best.-nr.
22= dynamische draaimoment-compensatie 23= tuimelschijftype schakelbare functies gasstuurknuppel Instelschema modeltype HE = Helicopter 1…6, 8 Instellingen 1 tot 6 en 8 zijn beschikbaar bij alle modeltypen. Vrij programmeerbare mixer zie bladzijde 26. 1 DUAL RATE functie 2 tot 4, bladzijde 21 0 tot +125%, schakelbaar 2 EXPONENTIAL functie 2 tot 4, bladzijde 21 lineair (LN) tot +100%, schakelbaar 3TRIMOFFSETGEHEUGEN functie 2 tot 4, bladzijde 22, ca.
pitch – hekrotor waardebereik 0 tot ± 125% CLEAR = 100% aan- / uitschakelen aanwijzing bij schakelaar 3: dubbele bezetting “MIX” 22 MIX DYN dynamische draaimoment-compensatie Deze pitch / hekrotor-mixer heeft effect tijdens de acceleratiefase (toerental-verandering) van de hoofdrotor. Op de eerste plaats bedoeld voor helicopters zonder collectieve pitch. Mixpercentage en –richting worden via de toetsen INC en DEC ingevoerd. De dynamische mixer wordt bij de autorotatie uitgeschakeld.
Tuimelschijftype Mixer voor diverse tuimelschijf-aansturingen Voor de aansturing van de tuimelschijf bestaan vier verschillende programma’s: “N”: (Normal) De tuimelschijf wordt via de rol- en nick-servo gekanteld, maar ze is niet axiaal verschuifbaar. de pitch-sturing vindt plaats door een aparte servo. Ook helicopters, waarbij het mixen van collectieve en cyclische pitch mechanisch plaatsvindt, horen bij het type “N”.
Aanwijzing: Deze instelling moet zo lang worden herhaald, tot het model bij een neutrale positie van de gas- / pitchstuurknuppel bij het juiste toerental hovert en de carburateur bij volgaspositie van de stuurknuppel net helemaal open is.
overname-punt vast. Wordt de Offset van de mixer op één van de eindpunten van stuurfunctie 7 gelegd, dan kunt u erover beslissen, of het overname-punt gerelateerd aan het hoverpunt naar boven of naar beneden verschoven moet worden. Wordt bovendien de mixer “MIX B” gebruikt, die ook via de externe schakelaar 4 aan- en uitgeschakeld wordt, dan kan in het Idle-Up-programma tussen de normale gasvoorkeuze ( overname-punt bij stuurknuppel-neutraalstelling), b.v.
“PL0” = pitch-minimum normaal vliegen met gasvoorkeuze “PLA” = pitch-minimum autorotatie De instelling vindt plaats via de toetsen INC resp. DEC in een bereik van 0…150%.CLEAR zet pitch-minimum en –maximum terug naar de geïnitialiseerde waarden van 100% servo-uitslag. De instelling voor pitch-maximum bij normaal,vliegen wordt nu zo doorgevoerd, dat het hoofdrotor-toerental constant blijft, waneer vanuit het hoveren vol gas / pitch wordt gegeven.
Pitch Low – autorotatie Voor de autorotatie is een gescheiden Pitch-Low-waarde programmeerbaar, onafhankelijk van de stand van de gasvoorkeuze-schakelaar. gasvoorkeuze-schakelaar Low Hover High autorotatie: ON Statische draaimoment-compensatie statische mixer pitch – hekrotor Via deze code wordt de statische draaimoment-compensatie (pitch – hekrotor) ingesteld, en wel voor zowel de pitchwaarden boven als ook onder de pitchstuurknuppel – middenpositie (hoverpunt).
Bij moderne helicopters, die met een constant toerental over het hele pitch-bereik worden gevlogen, is deze mixer niet nodig en moet daarom niet geactiveerd worden. Aanwijzing: Bij de autorotatie worden de statische mixer “STA” en de dynamische mixer “DYN” automatisch uitgeschakeld (aanduiding “OF”). Voor eigen notities Voorbeeld programmering modeltype HELICOPTER “HE” Het volgende programmeer-voorbeeld laat u zien, hoe met weinig moeite ook een eenvoudig helicoptermodel, b.v. de H – Trainer 2000, Best.
gedurende korte tijd de actuele modelnaam (hier: “8” = modelgeheugenplaats, “FL”= modeltype Unifly) aangeduid. modeltype Voor het uitgekozen modelgeheugen het modeltype uitkiezen, hier: “HE”. Na overname worden alle geheugen-inhouden teruggezet naar de standaardwaarden. (Als u bij het actuele modelgeheugen “8” het modeltype “HE” niet heeft hoeven omprogrammeren, kan het modelgeheugen via het menu “RST” teruggezet worden naar de standaardwaarden.
pitch-instelling bij uitgeschakelde motor Zet u eerst de pitch-stuurknuppel in het midden (hover-instelling). De trimhevel staat in richting 72 volgas. De drie tuimelschijf-servo’s moeten nu neutraal staan. Stelt u bij de H-Trainer 2000 de rotorbladen met behulp van een instelhoekmeter af op 5°. Wanneer u nu de pitch-maximumwaarde “PH” op ca. 75% en pitch-minimum “PL1” op ca. 150% programmeert, moeten de bijbehorende instelhoeken bij maximale pitch ca. 10° en bij teruggenomen pitch ca. -5° …-6° bedragen.
De veiligheids- aan- / uit-schakelaar heeft een mechanische vergrendeling, die een onbedoeld omschakelen tijdens het gebruik van de zender verhindert. Alleen door gelijktijdig omhoogtrekken en omzetten van de greep kan de schakelaar bediend worden. Belangrijke koppelfuncties, die bij een abusievelijk bedienen tot het neerstorten van een model kunnen leiden, moeten met deze schakelaars beveiligd worden. 2-kanaals proportionele draaimodule Best.-nr. 4170 Breidt de zender met een proportionele functie uit.
• • • • Eerste schakelkanaal met 3-stappen-schakelaar Proportioneel kanaal via een draai-potmeter Tweede schakelkanaal met 3-stappen-schakelaar Twee RC-kanalen door een op een kruisknuppel lijkende “joystick”met 2 assen. Deze “joystick” is met name bedoeld voor scheepskranen, bluskanonnen en soortgelijke speciale functies. De zender mc-12 kan voorzien worden van twee NAUTIC-Multi-Split-modulen. Let u op de voorwaarden op bladzijde 57.
toelatings-certificaten conformiteit garantie-certificaat service-adressen Wij geven op dit produkt een garantie van 24 maanden De Fa. Graupner GmbH 7 Co. KG, Henriettenstraße 94-96 Kircheim / Teck verleent vanaf de datum van aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garantie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of onvakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie uitgesloten.