MC-19 3D- Rotary Programming System programmeer – handboek
inhoudsopgave algemene aanwijzingen veiligheidsaanwijzingen inleiding beschrijving radiobesturings-installatie gebruiksaanwijzingen zenderbeschrijving display-beschrijving eerste inbedrijfname bediening van het 3-D-draaielement toewijzing van externe- en stuurelementschakelaars vliegtuigmodellen (ontvangertoewijzing) helicoptermodellen (ontvangertoewijzing) scheeps- en automodellen Nautic kanaal (scheeps- en automodellen) beschrijving van de programma’s nieuw aanmaken van een geheugenplaats programmabeschr
speciale functies Fail-Safe-instelling PCM20 Fail-Safe-instelling SPCM20 programmeervoorbeelden vliegtuigmodel (algemeen) vliegtuigmodel zonder motor invoegen van een electro-aandrijving stopwatchbediening door stuurknuppel bediening electromotor en Butterfly met K1-knuppel bediening stopwatch toepassen van vliegfasen parallel lopende servo’s delta- en staartloos model F3A-model helicoptermodel scheeps- en automodel Nautic Multi-proportionele modulen Expert-schakelfuncties combinatie Multi-Prop en Expert-m
veiligheidsaanwijzingen in ieder geval doornemen ! Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden.
De ontvanger zó vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen. De ontvangerantenne is direct aan de ontvanger aangesloten. De lengte bedraagt ca.100 cm en mag niet ingekort of verlengd worden. De ontvangerantenne zo ver mogelijk van electromotoren, servo’s, metalen stangen of stroomdraden enz. plaatsen. Legt u de antenne echter niet exact in een rechte lijn, maar laat deze bij een vliegtuigmodel een hoek maken, b.v.
Controle zender- en ontvangeraccu Wanneer de batterijaanduiding op de zender een leger wordende accu aangeeft en de aanduiding “accu moet geladen worden” op het display verschijnt en een akoestisch signaal hoorbaar is, stoppen met zenden en accu’s opladen. Controleert u regelmatig de toestand van met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in. Let op: Het gebruik van een radiobesturingsinstallatie is alleen toegestaan op de in het hoofdstuk “toegestane zendfrequenties” aangegeven radiobesturingsfrequenties. Het gebruiken de radiobesturingsinstallatie op daarvan afwijkende frequenties / kanalen is verboden en wordt door de desbetreffende autoriteiten gecontroleerd.
mc-19 radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie Intussen al duizenden malen verkocht is de in 1997 ingevoerde GRAUPNER/JR-computer-radiobesturing mc-24. Diens programmeerconcept werd bij de ontwikkeling van de mc-19 overgenomen. In combinatie met de Mini-dubbel-SUPERHET-ontvanger “DS 24 FM” kunnen maximaal 12 stuurfuncties apart worden aangestuurd – genoeg, om in het extreme geval bij het richtings- of hoogteroer ook eens 2 of meer servo’s te kunnen toepassen.
Kircheim-Teck, juli 2004
computer-systeem mc-19 radiobesturingsset, uit te bouwen naar max. 12 stuurfuncties Professioneel High-Technology-Microcomputer-radiobesturingssysteem. Met Ultra-Speed Low-Power Single-Chip-Micro-Computer, 256 kByte (2Mbit) Flash-geheugen, 16 kByte(128 kbit) RAM, commandocyclus 73 ns (!), met geïntegreerde High-Speed-precisie-A/D-converter en beproefde Dualfunctie-Rotary-Encoder met 3D-Rotary-Select-programmeertechniek.
• • Extra inbouw van maximaal 2 Nautic-zendermodulen (Best.-Nr.:4108 of 4141) mogelijk. (aan de ontvangerkant zijn de bijbehorende modulen Best.Nr.:4159 of 4142) nodig) Bij een maximale uitbouw met Nautic-modulen zijn er max. 24 ompoolbare schakelfuncties, of 8 ompoolbare schakel- en max.
mc-19 radiobesturingsset voor maximaal 12 stuurfuncties radiobesturingssets: Best.-nr. 4821 Best.-nr. 4821.B Best.-nr. 4827 Best.-nr. 4827.41* voor de 35-MHz-band voor de 35-MHz-B-band voor de 40-MHZ-band voor de 41-MHz-band Losse zender: Best.-nr. 4821.77 Best.-nr. 4821.77.B Best.-nr. 4827.77 Best.-nr. 4827.77.
71 comfort-omhangriem 72 comfort-gekruiste riem 1125 brede omhangriem 1127 zenderophanging 1128 korte stuurknuppels 4178 diagnosekabel 3289 leraar/leerling-systeem 3290.3 leerling-module 3290.19 leraar-module voor mc-19 korte flexibele antenne voor mc-19 3093 CONTEST-zenderpult 3078 GRAUPNER-regenkap voor zenderpult Technische gegevens ontvanger C17 FM S type C17 FM S miniatuur ontvanger 35-MHz-Band 35-MHz-B-Band 40-MHz-Band 41-MHz-Band stroomvoorziening stroomverbruik ca. kanaalafstand gevoeligheid ca.
gebruiksaanwijzingen Openen van de zenderbehuizing Voor het openen zender uitschakelen (Power schakelaar op “OFF”). Schuif de beide vergrendelingsschuiven tegen de pijlrichting in naar binnen tot aan de aanslag, dan de bodem van de behuizing openklappen en losmaken. Om de zender te sluiten de bodem van de behuizing aan de onderkant bevestigen, bodem dichtklappen en beide schuiven in de richting van de pijl naar buiten schuiven. Let erop, dat er bij het dichtschuiven geen kabels beklemd raken.
niet mogelijk, de zender met een automatisch laadapparaat op te laden, omdat dit laadapparaat de accuspanning niet juist kan meten en bewaken. Een automatisch laadapparaat reageert hierop met een te vroeg afslaan, foutmeldingen of laadt totaal niet.
Beide stuurknuppels kunnen traploos in lengte versteld worden, om de zendersturing voor nauwkeurig sturen aan de gewoonten van de piloot aan te passen. Door losmaken van het bevestigingsschroefje met een inbussleutel (maat 2) kan de stuurknuppel door omhoogresp. omlaagdraaien verlengd of ingekort worden. Aansluitend madenschroefje weer voorzichtig aandraaien.
De tiendelige telescoopantenne wordt in het kogelgewricht-aansluitstuk vastgeschroefd en kan mechanisch worden uitgericht. Daarvoor de zijdelings aangebrachte kruiskopschroef losdraaien, het kogelgewricht in de gewenste positie draaien en schroef weer voorzichtig vastdraaien. aanwijzingen: Schakel de zender met een ingebouwde HF-module niet in zonder antenne. Wanneer u „echt“ gaat vliegen, rijden of varen, of een langere tijd uw radiobesturing wilt testen, moet de antenne helemaal worden uitgetrokken.
De aansluitbussen 0 … 7 voor externe schakelaars kunnen geheel vrij worden toegewezen, omdat de toewijzing van een externe schakelaar via de software alleen plaatsvindt door het bedienen van de desbetreffende schakelaar; het doet er dus niet toe, aan welke stekkerbus u de schakelaar aansluit.
zenderbeschrijving kogelgewrichtaansluiting voor antenne bewaarvak aan de achterkant optie-plaatsen voor het inbouwen van externe schakelaars, schakel- en draaimodulen, NAUTIC-modulen, zie aanhangsel schakelaars en functiemodulen • standaard 3 externe schakelaars • standaard 2 schuifregelaars digitale trimming Dient om de servo-posities fijn te kunnen afstellen (stuuruitslag-neutraalstelling). Kort aantippen heeft een stapsgewijze verstelling ten gevolge. Positie-aanduiding op het display.
codeerbrug voor service-doeleinden, niet veranderen! DSC = Direct Servo Control aanwijzing: Altijd de zenderaccu losmaken, wanneer u in de zender werkt. In geen geval de soldeerpunten met metalen voorwerpen aanraken, omdat er anders kortsluiting kan ontstaan. De volgorde, waarin externe schakelaars worden aangesloten, is willekeurig. De richting, waarin de stekkers van de bedieningselementen worden bevestigd, verandert alleen de stuurrichting van het desbetreffende stuurelement.
beschrijving display enter (invoertoets) wissel naar multi-functie-lijst, oproepen van een menu esc (Escape-toets) stapsgewijze terugkeer uit een menu tot aan de basisaanduiding clear (wistoets) terugzetten van veranderde waarden naar de standaard-instellingen help (helptoets) levert bij ieder menu een korte hulptekst modelnaam modelgeheugenplaats 1...
Eerste inbedrijfname De zender mc-19 is bij de uitlevering geprogrammeerd in de zogenaamde PPM18-modus voor ontvangers van het type “FM-PPM”. Wanneer u een standaard radiobesturingsset op de 35- of 40 MHz-band heeft aangeschaft, kunt u direct de bijgevoegde ontvanger C-17 in deze overdrachtsmodus gebruiken.
Zet de zender alleen met ingeschroefde antenne aan. Bij een langer (test-) gebruik de antenne helemaal uittrekken, omdat er anders foutieve functies van en beschadigingen aan de HF-module kunnen ontstaan! Voor het besturen van een model op afstand moet u de vast aangeschroefde tiendelige antenne helemaal uittrekken. Wijs met de antenne nooit direct naar het model, omdat in het verlengde van de antenne er slechts een geringe veldsterkte is.
taalkeuze Bij de zender mc-19 is het mogelijk, één van de volgende vier talen uit te kiezen: • Duits • Engels • Frans • Italiaans De keuze vindt plaats, door tijdens het inschakelen van de zender op de help-toets te drukken, zodat de volgende mededeling verschijnt. Met het draaielement kunt u de gewenste taal selecteren. Uw keuze bevestigt u, door het draaielement in te drukken of op de enter-toets te drukken.
Begripsdefinities en functiebeschrijvingen stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, externe schakelaar, stuurelement-schakelaar Om u de omgang met het mc-19 handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden, evenals een blokschakel-diagram van het signaalverloop vanaf het desbetreffende bedieningselement van de zender tot aan de signaaloverdracht via de zenderantenne.
In het verloopplan van het signaal bevinden zich veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie bij het aftakpunt van de mixeringang via de verschillende mixerprogramma’s effect te laten hebben op meerdere servo’s. Let u op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 69 van de handleiding.
stuurelement-schakelaar Soms is het wenselijk, om bij een bepaalde positie van een stuurelement, b.v. bij een gedefinieerde positie van de kruisknuppel, een functie aan- of uit te schakelen (aan-/uitschakelen van een stopwatch, automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). Afhankelijk van het gekozen modeltype staan daarom in totaal maximaal 6 stuurelement-schakelaars op de K1- en K3-stuurknuppel ter beschikking, zie bladzijde 49.
Digitale trimming Functiebeschrijving en de K1-afschakeltrimming (afschakeltrimming bij vliegtuig- en helicoptermodellen digitale trimming met optische en akoestische aanduiding De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de neutraalpositie van de kruisknuppel met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
Bediening “Data Terminal” invoertoetsen, functievelden enter, esc, clear, help, sel, sto, clr, sym, asy, , eE/A, -> Principes achter de bediening van de software De programmering vindt plaats via slechts vier toetsen aan de linkerkant van het display, maar met name via het draaielement ( “3D-Rotary”) aan de rechterkant van het display. invoertoetsen: • Enter door indrukken van de toets enter komt u vanuit de basisaanduiding van het display als eerste in de multifunctie-menu’s.
Functies van het “3D-draaielement” Instelling contrast, multi-functie-lijst, menu-instellingen, servo-aanduiding Functies van het draaielement De functie van het draaielelement werd al beschreven op bladzijde 27. De volgende voorbeelden moeten u nu de functies van dit draaielement verduidelijken. Schakel eerst de zender in. • contrastinstelling van het display indrukken en draaien • multifunctie-lijst uitkiezen draaien (menu selecteren) • menu-instellingen Door kort indrukken of enter komt u in een menu.
externe- en stuurelement-schakelaars principes achter het toewijzen van schakelaars Op veel andere plaatsen in het programma bestaat de mogelijkheid, om een functie via een externe- of de al eerder genoemde stuurelement-schakelaar (zie verder hieronder) te bedienen, of tussen instellingen om te schakelen, zoals b.v. bij curven-instellingen, de DUAL RATE/EXPO-functie, vliegfasenprogrammeringen, mixers enz. Daarbij is een meervoudige toewijzing mogelijk.
vliegtuigmodellen Tot maximaal twee rolroer- en twee welfkleppenservo’s bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze /deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en twee welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier ondersteund. De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal” horen, met een aparte servo voor hoogte-, richtings-, rolroer en motordrossel of electronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel).
Modellen met het staartype “normaal”: speciale functie speciale functie welfklep rechts welfklep links rolroer rechts richtingsroer hoogteroer rolroer links remkleppen of motordrossel resp. regelaar bij e-aandrijving Modellen met het staartype “V-staart”: speciale functie speciale functie welfklep rechts welfklep links rolroer rechts V-staartservo rechts V-staartservo links rolroer links remkleppen of motordrossel resp.
delta, staartloos hoogte- en richtingsroer verkeerd hoogteroer goed, richtingsroer verkeerd richtingsroer goed, hoogteroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen servo 2 + 3 in het menu “servoinstelling”ompolen en aan de ontvanger omwisselen servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een vliegtuigmodel … …voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met de
helicoptermodellen De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelicopter en de bijbehorende componenten zoals autopiloot (gyro), toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helicopter in 3D-kunstvlucht te beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de mc-19 te kunnen toepassen. Met het programma van de mc-19 kunnen alle gangbare helicopters met 1...
(gevoeligheid autopiloot (gyro)) motor-servo (regelaar e-motor) vrij of nick (2)-servo hekservo (autopiloot (gyro)-systeem) nick (1)-servo roll (1)-servo pitch of roll (2)- of nick (2)-servo servo 1 2 3 4 5 6 7 8 functie pitch resp. roll 2, nick 2 (bij 2-, 3-,of 4-servo-aansturing) roll 1 nick 1 hekrotor (gyro-systeem) vrij resp. nick 2 (bij 4-servo-aansturing) gasservo resp. regelaar voor e-motor gevoeligheid autopiloot (gyro) vrij resp.
scheepsmodellen/automodellen Om recht te doen aan de steeds groter wordende eisen van de scheeps- en automodellen werden er speciale instellingen voor dit type modellen in het programma van de mc-19 opgenomen. Standaard is alleen ontvangeruitgang 1 met de links-/rechts-functie van de rechter en aansluiting 2 met de vooruit-/achteruit-functie van de linker stuurknuppel bezet.
Nautic-kanaal Nautic-module (kanaalvermenigvuldiger voor speciale functies) De mc-19 beschikt over een softwarematig ingebouwd Nautic kanaal, die in het menu “basis-instellingen model” aan de gewenste stuuruitgang (1 … 12) toegewezen kan worden. Is er aan het “Nautic kanaal” een kanaal toegewezen, dan wordt er in het basismenu ook nog extra het menu “Nautic-module” getoond.
Programmabeschrijving in detail Nieuwe geheugenplaats reserveren Wie tot hier toe het handboek heeft doorgewerkt, zal zeker al de eerste programmeringen hebben uitgeprobeerd. Toch willen we graag ieder menu gedetailleerd beschrijven, om voor de diverse gevallen exacte aanwijzingen te kunnen geven.
modelgeheugen model oproepen model wissen kopiëren model -> model model oproepen Tot maximaal 20 complete modelinstellingen inclusief de digitale trimwaarden van de vier trimhevels kunnen opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch opgeslagen, zodat na een wisselen van model de eenmaal ingestelde trimming van het model niet verloren gaat. Een in het menu “basis-instellingen model”, bladzijde 38, ingevoerde modelnaam verschijnt achter het modelnummer.
Met nee breekt u het proces af en keert u terug naar de startpagina. Kiest u daarentegen ja en bevestigt u deze selectie met enter of indrukken van het draaielement, dan wordt het gekozen model gekopieerd naar het geselecteerde modelgeheugen.
basis-instellingen model Modelspecifieke basisinstellingen van een vliegtuigmodel Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u deze menuregel op de gewone manier uit met het ingedrukte draaielement. Modelnaam Maximaal 11 tekens kunnen voor een modelnaam worden toegekend.
“gas min achter”: “gas min voor”: te hoog”, zie bladzijde 20, is gedeactiveerd. De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich achteraan, d.w.z. naar de piloot toe. De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich vooraan, d.w.z. van de piloot af. Aanwijzingen: • De K1-trimming heeft alleen voor- of achteraan effect, dus alleen in de stationairpositie. Test u b.v. de instelling in het menu “servo-aanduiding”.
In de telkens geselecteerde regel kunt u via het dan verschijnende sel-veld een passende naam uit 16 voorgegeven namen uitkiezen met behulp van het draaielement en via het schakelaarsymbool rechts een schakelaar selecteren. Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf bladzijde 68. leraar/leerling In deze menuregel kunt u via het schakelaarsymbool aan het leraar-/leerlingsysteem een “omschakelaar” voor het leraar- resp. leerlinggebruik toewijzen.
basis-instellingen model Modelspecifieke basisinstellingen voor helicoptermodellen Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u deze menuregel op de gewone manier uit met het ingedrukte draaielement. Modelnaam Maximaal 11 tekens kunnen voor een modelnaam worden toegekend.
Voor de aansturing van de tuimelschijf bestaan er meerder programma’s; ze onderscheiden zich door het aantal servo’s, die bedoeld zijn voor de pitch-sturing. Met ingedrukt draaielement eerst de regel .… tuimelschijftype …. selecteren en na kort indrukken van het draaielement het aantal servo’s in het inverse veld vastleggen: 1 servo”: De tuimelschijf wordt via een roll-/nickservo bewogen. De pitchsturing vindt plaats via één aparte servo.
Nu wordt de bedieningsrichting van de gas-/pitchstuurknuppel aangepast aan uw stuurgewoonten. Van deze instelling hangen de functies van alle andere opties van het helicopterprogramma af, inzoverre ze de gas- en pitchfunctie betreffen, dus b.v. de gascurve, stationairtrimming, kanaal 1-> hekrotormixer enz.. betekenis: “naar voren”: minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel (K1) naar voren, dus van de piloot weg wijst.
Door het indrukken van het draaielement wisselt u naar de volgende display-pagina. Op deze bladzijde kunt u de “stuurkanalen” van servo 1 … 12 aan een willekeurige ontvangeruitgang toewijzen. Let er wel op, dat de weergave in “servo-aanduiding” uitsluitend betrekking heeft op de “stuurkanalen”, dus niet meedoet aan een verwisseling van de uitgangen.
Basis-instellingen model Modelspecifieke basisinstellingen voor scheeps- en automodellen Voordat met de programmering van specifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u deze menuregel op de gewone manier uit met het ingedrukte draaielement. modelnaam Maximaal 11 tekens kunnen voor een modelnaam worden toegekend.
Na de keuze van “Nautic-kanaal” verschijnt er aan de onderste rand van het beeldscherm sel. Druk op het draaielement. Hert keuzeveld wordt nu invers afgebeeld. Kies nu met het draaielement één van de 12 stuurkanalen uit. clear schakelt terug naar “??”. ontvangeruitgang Door het indrukken van het draaielement wisselt u naar de volgende display-pagina. Op de ze bladzijde kunt u de “stuurkanalen” van servo 1 … 12 aan een willekeurige ontvangeruitgang toewijzen.
klokken klokken in de basis-aanduiding In het menu “basis-instellingen model” vindt u het ondermenu klokken. Om de klokken in te stellen, kiest u met een ingedrukt draaielement de desbetreffende regel uit. “stopwatch” en “vliegtijd“ resp “vaar-/rijtijd” Deze beide (voor- of achteruitlopende) klokken bevinden zich op de rechtse helft van het beeldscherm in de basisaanduiding.
aanwijzingen: Een achteruit lopende klok wordt in de basis-aanduiding zichtbaar gemaakt door een knipperende dubbele punt tussen het minuten- en secondenveld. Werd er als modeltype een scheeps- resp. automodel gekozen, dan moet u op dezelfde manier te werk gaan. Op het display wordt het woord “vliegtijd” vervangen door “rij-/vaartijd”.
stuurelement-schakelaars schakelprocedures automatiseren Voor een groot aantal functies kan het wenselijk zijn, om de omschakeling daarvan niet via een externe schakelaar, maar automatisch door de K1- stuurknuppel te laten plaatsvinden. Voorbeelden van deze toepassing: • Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde accu voor de gloeiplug, afhankelijk van de positie van de carburateur resp. het toerental van de motor.
stuurelement-schakelaars schakelprocedures automatiseren Voor een groot aantal functies kan het wenselijk zijn, om de omschakeling daarvan niet via een externe schakelaar, maar automatisch door de K1- of K3-stuurknuppel te laten plaatsvinden. Voorbeelden van deze toepassing: • Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde accu voor de gloeiplug, afhankelijk van de positie van de carburateur resp. het toerental van de motor.
ontvangeruitgang omwisselen van servo-bezettingen Om een maximale flexibiliteit bij het aansluiten van de servo’s te kunnen bieden, biedt het mc-19-programma op de tweede bladzijde van het ondermenu “ontvangeruitgang” in de “basis-instellingen model” de mogelijkheid, om alle servo-uitgangen van 1 tot maximaal 12 te kunnen verwisselen.
Nautic-module (kanaal-vermenigvuldiging voor speciale functies) De mc-19 beschikt over een softwarematig ingebouwd Nautic kanaal, die in het menu “basis-instellingen model” aan de gewenste stuuruitgang (1 … 12) toegewezen kan worden. Is er aan het “Nautic kanaal” een kanaal toegewezen, dan wordt er in het basismenu ook nog extra het menu “Nautic-module” getoond.
Leraar/leerling Overgeven van stuurfuncties Het door de leerling te sturen model moet compleet, d.w.z. met al zijn functies inclusief de trimming en bijbehorende mixerfuncties, in een modelgeheugenplaats van de leraar-zender ingeprogrammeerd zijn. Van de leerling-zender worden bij het overgeven van een stuurfunctie alleen de signalen van de stuurknuppels en de eventueel aangesloten andere stuurelementen gebruikt.
Wordt de schakelaar gesloten resp. geactiveerd, dan bevindt het systeem zich in de leerlingmodus. De leraarzender kan de besturing pas weer overnemen, zodra de schakelaar wordt omgezet. De basis-aanduiding verandert niet bij de leerling-modus. Testen van de functies: Bedien nu de toegewezen leraar-leerling-schakelaar: • • het leerling-leraar-systeem werkt probleemloos, wanneer er geen foutmelding volgt na het omzetten van de toegewezen schakelaar.
servo-instellingen servorichting, - midden, -uitslag, In dit menu worden parameters, die uitsluitend de individueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel de draairichting, de neutraalpositie en de servo-uitslag Principes van de bediening: 1. Met ingedrukt draaielement de betreffende servo 1 tot 12 uitkiezen. 2. Door draaien van het draaielement in de onderste regel SEL, SYM of ASY kiezen, om de desbetreffende instellingen te kunnen doorvoeren. 3. Draaielement indrukken.
clear zet de veranderde parameters terug naar 100%. Belangrijk: In tegenstelling tot het menu “instellingen stuurelement”heeft deze instelling direct betrekking op de bijbehorende servo, onafhankelijk daarvan, hoe het stuursignaal voor deze servo tot stand is gekomen, dus óf direct van een stuurknuppel óf via willekeurige mixerfuncties.
Instellingen stuurelement principes van de toewijzing van stuurelementen en schakelaars Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 kunnen aan de optieplaatsen CH5 tot CH10 nog meer stuurelementen (schuifregelaars, draairegelaars, schakelmodulen) worden aangesloten. De functie-ingangen 11 en 12 daarentegen zijn pure “software-ingangen” en kunnen alleen door één van de stuurelementen CH5 … CH10 worden bezet.
Na het toewijzen van een externe schakelaar wordt op het display het nummer van de schakelaar, samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft, getoond, b.v.: aanwijzing: Via de hieronder beschreven instelling van de uitslag kan ook bij de toewijzing van een schakelaar de bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Instellingen stuurelement Gaslimiet-functie Gaslimiet: ingang 12 Betekenis en toepassing van “gaslimiet” Wordt de K1-knuppel tijdens het vliegen naar de pitchminimum-positie gebracht, dan bevindt de gasservo zich normaal gesproken niet in de stationairpositie. De bijbehorende gascurve-instelling vindt plaats in het menu “helimixers”. (Voor verschillende vliegfasen kunt u individuele gascurven via de vliegfasen-programmering instellen.
trimpositie, waarbij de motor uitgezet is
Instellingen stuurelement principes van de toewijzing van stuurelementen en schakelaars Zoals al eerder op bladzijde 34 vermeld, is bij de modeltypen “auto”en “schip” standaard alleen de ingang 1 met het “stuurelement 2” (=links-/rechts-functie van de rechter) en ingang 2 aan het “stuurelement 3”(= vooruit/achteruit-functie van de linker stuurknuppel) bezet.
Wanneer u aan de ingang één van de externe schakelaars van de middenkonsole toewijst, dan functioneert dit stuurkanaal als een aan-/uit-schakelaar. Via één van deze eenvoudige schakelaars kunt u dan tussen de twee eindwaarden heen en weer schakelen, b.v. motor AAN/UIT. Na het toewijzen van een externe schakelaar wordt op het display het nummer van de schakelaar, samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft, getoond, b.v.
Dual Rate/Expo Stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) tijdens het vliegen via een externe schakelaar.
aanduiding samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aanduidt bij het bedienen van die schakelaar. Nu bestaat er bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene schakelaarrichting met een lineaire curvenkarakteristiek te vliegen en in de andere schakelaarrichting een andere waarde dan deze 0% in te stellen. Kiest u het sel-veld, om apart voor ieder van de beide schakelaarposities de Expo-waarde met het draaielement in het inverse veld te wijzigen.
Dual Rate/Expo Stuurkarakteristiek voor roll, nick en hekrotor De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen voor roll-, nick- en hekrotorservo’s mogelijk, d.w.z. destuurfuncties 2 … 4, tijdens het vliegen via een externe schakelaar. Een individuele karakteristiek voor stuurfunctie 1 (motor/pitch) wordt apart voor gas, pitch en hekrotor in het menu “helimixers” via maximaal 3 in te stellen punten ingesteld.
Exponential-functie Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, kiest u het schakelaarsymbool en wijst u, zoals op bladzijde 29 beschreven, een externe schakelaar of een stuurelement-schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt in de display-aanduiding samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aanduidt bij het bedienen van die schakelaar.
Dual Rate/Expo omschakelbare stuurkarakteristiek voor K1 … K4-stuurknuppel De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen mogelijk tijdens het rijden of varen via een externe schakelaar; dit geldt voor alle in het menu “instellingen stuurelement” aan een willekeurige ingang toegewezen stuurknuppelfuncties K1 … K4.
aanduiding samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aanduidt bij het bedienen van die schakelaar. Nu bestaat er bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene schakelaarrichting met een lineaire curvenkarakteristiek te rijden of varen en in de andere schakelaarrichting een andere waarde dan deze 0% in te stellen. Kiest u het sel-veld, om apart voor ieder van de beide schakelaarposities de Expo-waarde met het draaielement in het inverse veld te wijzigen.
fasentrimming vliegfase-afhankelijke trimming van welfkleppen, rolroeren en hoogteroer Zolang u in het menu “basis-instellingen model” geen “fase 2” en “fase 3” heeft ingesteld, d.w.z. voorzien heeft van een naam en schakelaar, bevindt u zich automatisch in vliegfase 1 “normaal”. Zowel het nummer als ook de naam van deze vliegfase is vast ingesteld en kan niet worden veranderd, waarom ook in de “basis-instellingen model” de fase “normaal” niet als fase 1 wordt aangeduid, maar verborgen blijft.
Wat is een mixer? Principes van een mixfunctie Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, b.v. een koppeling tussen rol- en richtingsroer of een koppeling van twee servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten worden aangestuurd.
Vleugelmixers aanduiding afhankelijk van het gekozen modeltype Het mc-19 programma bevat een reeks kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties, waarbij alleen het mixpercentage en een eventuele schakelaar hoeven worden ingevuld. Afhankelijk van het geselecteerde “modeltype” (staarttype, aantal vleugelservo’s, met of zonder motor, zie bladzijde 38 e.v.), verschijnt er een aantal voorgeprogrammeerde mixerfuncties.
en tegengestelde uitslag van het richtingsroer. Dit veroorzaakt echter weer extra luchtweerstand en verslechtert de vliegprestaties. De rolroer-differentiatie heeft als effect, wanneer voor ieder rolroer een aparte servo is ingebouwd, dat het naar beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer.Het negatieve draaimoment wordt daardoor verkleind.
rem1 -> 3 hoogteroer Door het uitdraaien van de stoorkleppen, maar vooral bij het toepassen van een Butterfly-systeem (zie volgende pagina) kan de zweefhoek van een model ongunstig worden beïnvloed. Soortgelijke effecten kunnen b.v. ook bij het gasgeven resp. –loslaten van een met een onjuiste domping ingebouwde motor optreden. Met deze mixer kunnen dergelijke momenten door het bijmixen van een correctiewaarde op het hoogteroer worden gecompenseerd.
welfklep 6 -> 5 rolroer Om een gelijkmatig verdeelde lift over de hele spanwijdte te krijgen, wordt met deze mixer een instelbaar percentage van de welfkleppensturing naar de rolroerkanalen 2 en 5 overgedragen. Daardoor bewegen de rolroeren zich bij een uitslag van de welfkleppen in dezelfde richting als de welfkleppen, maar normaal gesproken met een kleinere uitslag.
helimixers vliegfase-afhankelijke instelling van pitch, gas en hekrotor In het menu “basis-instellingen model” kan een omschakeling tussen de vliegfasen worden geactiveerd, door de toewijzing van de bijbehorende schakelaars “fase 2” en “autorotatie”. Met de eerstgenoemde kan er worden omgeschakeld tussen de fasen “normaal” en een tweede, zelf te benoemen fase, de omschakeling naar autorotatie heeft voorrang op de beide andere fasen. Voor het omschakelen kunnen er nu schakelaars worden toegewezen.
De stuurcurve kan door middel van maximaal 3 punten vliegfaseafhankelijk worden vastgelegd. Deze drie punten, en wel de beide eindpunten “Pitch low (L)” = -100% stuuruitslag en “Pitch high (H)”= +100% stuuruitslag plus een derde punt, aangeduid met “1”, precies in het midden, beschrijven eerst een lineaire karakteristiek voor de pitchcurve. Programmering in details: Schakel eerst naar de gewenste vliegfase om, waarvan de naam op het display verschijnt, b.v. “normaal”.
De instelling van de mixer moet dusdanig worden uitgevoerd, dat de helicopter bij langere verticale stijg- en daalvluchten niet door het ten opzichte van hoveren veranderde draaimoment van de hoofdrotor om de hoogte-as wegdraait. Bij het hoveren moet de trimming alleen via de digitale hekrotortrimhevel plaatsvinden.
Het afstemmen van de gas- en pitchcurve praktische tips De aansturing van gas en collectieve pitch vindt weliswaar via aparte servo’s plaats, maar deze worden altijd (behalve in de autorotatie-vliegfase) samen door de gas-/pitchstuurknuppel bediend. De koppeling wordt automatisch door het helicopterprogramma tot stand gebracht. De trimhevel van stuurfunctie 1 heeft in het mc-19 programma alleen effect op de gasservo, b.v. als stationairtrimming (zie afschakeltrimming bladzijde 26).
Met deze basisinstelling moet de motor met behulp van de bijbehorende handleiding gestart en de stationairloop met de trimhevel van de gas-/pitchknuppel ingesteld worden. de stationairloop, die door u wordt ingesteld, wordt in de basisaanduiding aangegeven door een dwarse balk bij de positieaanduiding van de K1-trimhevel. Zie hiervoor de beschrijving van de digitale trimming op bladzijde 26 van het handboek.
Pas deze instellingen zo lang aan, totdat er echt een constant toerental over de hele stuuruitslag tussen hover- en stijgvlucht is bereikt. De instelling van de daalvlucht wordt op dezelfde manier afgesteld, door het model vanuit de voorwaartse vlucht en uit een grotere hoogte met volledig teruggenomen pitch te laten dalen en de pitchminimum-waarde (“pitch low”) zo in te stellen, dat het model onder een hoek van 60…80° daalt. Deze afbeelding toont alleen veranderingen van de minimale pitchwaarde “L”.
Helimixers instellingen voor de autorotatie Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelicopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de motor veilig te landen. Ook bij een uitval van de hekrotor is het directe uitzetten van de motor en de landing in de autorotatie de enige mogelijkheid, om een oncontroleerbare, snelle draaiing om de hoogte-as en de daaruit resulterende crash te voorkomen.
door de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor allerlei soorten van draaimoment-compensatie gevariëerd en afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld. In de autorotatie echter wordt de hekrotor niet door de motor aangedreven. Daardoor ontstaan er ook geen draaimomenten meer, die door de hekrotor gecompenseerd moeten worden. Daarom worden alle bijbehorende mixers automatisch uitgeschakeld.
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers In de beide menu’s “vleugelmixers” en “helimixers” op de voorgaande bladzijden zijn een heel aantal kant-enklare mixers beschreven. De principes van de bediening en de betekenis werden u op bladzijde 69 al uit de doeken gedaan. Hieronder volgt algemenere informatie over de “vrije mixers”.
Vrije mixers Lineaire mixers In elk modeltype kunt u voor elk van de 20 modelgeheugens beschikken over 3 lineaire mixers met de extra mogelijkheid van niet-lineaire stuurcurven. In het eerste deel willen we echter eerst alleen de programmering van de bovenstaande display-bladzijde bespreken. Daarna houden we ons bezig net het vastleggen van mixpercentages op de tweede display-bladzijde van dit menu. Principes van de programmering: 1. Met ingedrukt draaielement mixer 1 … 3 uitkiezen. 2.
mixerschakelaar Aan de drie lineaire mixers 1 tot 3 in de bovenstaande afbeelding werden als voorbeeld een externe schakelaar “G1” toegewezen. Het schakelaarsymbool geeft de actuele schakeltoestand weer. Aan de uiterst rechtse kolom kunt u zien, of de desbetreffende mixer nu “uit”- of “aan”- geschakeld is.
mixpercentages en mixerneutraalpunt Nadat we tot nu toe de verschillende mixerfuncties hebben uitgelegd, beschrijven we nu het instellen van lineaire en niet-lineaire mixercurven. De mixercurven worden voor elk van de in totaal 3 mixers op een tweede display-bladzijde geprogrammeerd. Kies het gewenste mixernummer uit en wissel met het draaielement naar de pijltoets “->”. Na een korte druk op het draaielement resp. via de ENTER-toets komt u op de bladzijde met de grafieken.
(Via keuze van clr zet u het mixerneutraalpunt terug naar het midden van de stuuruitslag.) Symmetrische mixpercentages Nu worden de mixwaarden boven en onder het mixerneutraalpunt - gebaseerd op de huidige positie van het mixerneutraalpunt – gedefinieerd. Kiest u het sym-veld, om de mixwaarde symmetrisch bij het zojuist ingestelde mixerneutraalpunt vast te leggen. Na kort indrukken van het draaielement legt u de waarden in de beide linker inverse velden tussen –150% en +150% vast.
TS-mixers pitch-, rol-, nickmixers In het menu “basis-instellingen model” heeft u in de regel “tuimelschijf-type” vastgelegd, hoeveel servo’s er voor de pitchsturing in uw helicopter zijn ingebouwd, zie bladzijde 42. Met deze vastlegging worden automatisch de functies voor rollen, nicken en pitch op de juiste manier met elkaar gekoppeld, zodat u zelf geen verdere mixers hoeft te definiëren.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “PCM20” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst alleen in de PCM20-zendmodus. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd. De PCM20-modulatie betreft alle ontvangers met “mc”in de typeaanduiding (mc-12, mc-18, mc-20, DS 20 mc enz.). De Fail-Safe-programmering in de modus SPCM20 wordt hierna besproken.
In regelmatige afstanden worden deze gegevens naar het geheugen van de ontvanger overgeseind, zodat de ontvanger in het geval van een storing daarop kan terugvallen. Het opslaan wordt op het display tijdens het korte indrukken gedurende een korte tijd getoond: De FAIL-SAFE-servoposities kunnen op elk moment door keuze van het menupunt en opslaan van de actuele zenderinstelling weer worden overschreven.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “SPCM20” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst alleen in de SPCM20-zendmodus. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd. De SPCM20-modulatie betreft alle ontvangers met “smc”in de typeaanduiding (smc-19, smc-20, smc-19 DS, smc- 20 DS enz.). De Fail-Safe-programmering in de PCM20-modus werd uitgelegd in het vorige hoofdstuk.
mc-19 programmeertechniek voorbereidende maatregelen b.v.
Bij modellen, waarbij de nadruk op “motor” ligt, of dit nu een electro- of een verbrandingsmotor is, zullen er op dit punt nauwelijks problemen zijn, omdat de bezetting van de beide knuppelaggregaten met de vier basisfuncties “vermogensregeling (=gas)”, “richting”, “hoogte” en “rol” al eigenlijk vastligt!? U moet echter in het menu … “basis-instellingen model” (bladzijde 38): … vastleggen , of u de gas-minimum-positie liever “naar voren” of “naar achteren” wilt hebben, omdat er bij het aanmaken van het mode
Eerste stappen bij de programmering van een nieuw model Voorbeeld: vliegtuigmodel zonder motoraandrijving Bij de programmering van een nieuw model begint men eerst in de regel… “model oproepen” (bladzijde 37) in het menu “modelgeheugen” , kiest daar een vrije modelgeheugenplaats en bedient de enter-toets of drukt het draaielement kort in. Daarna verschijnt na de keuze van een vrij modelgeheugen de vraag naar het soort te programmeren model.
Mocht er bij een V-staart ”hoog/laag“ en/of “links/rechts” verkeerd om lopen, dan moet u op de aanwijzingen in de tabel op bladzijde 31 letten, rechter kolom. Op dezelfde manier moet u te werk gaan, indien nodig, bij de rolroeren en welfkleppen. De volgende instellingen hebben alleen betrekking op een model met een “normale” staarten “geen (motor)”; voor modellen met een V-staart kunnen de instellingen praktisch ongewijzigd worden overgenomen.
Door deze waarde wordt bij het bedienen van de remknuppel de ingestelde rolroerdifferentiatie gedeeltelijk genegeerd, om de uitslag van de omhoogedraaide rolroeren naar beneden te vergroten en daardoor hun rolroereffect duidelijk te vergroten.
Uitgebreidere programmeringen: invoegen van een electro-aandrijving in de modelprogrammering In het kader van de tot nu toe besproken programmeringen werd het K1-stuurelement gebruikt, om de remkleppen aan te sturen, d.w.z. voor de electromotor, die we nu willen gaan toevoegen, moet er naar andere mogelijkheden “gezocht’ worden: De eenvoudigste methode, om een e-motor in deze programmering in te voegen, bestaat uit de toepassing van een 2-kanaal-schakelmodule (b.v. Best.-nr. 4151 of 4151.
motor-UIT-positie naar de richting motor AAN gezet. De instelling van de bij de motorschakelaar (-regelaar) passende stuuruitslagen kan in de 3e kolom worden ingevoerd.
Bedienen van de electromotor en Butterfly met de K1-knuppel (Butterfly als hulp bij het landen: omhooggezette rolroeren en neergedraaide welfkleppen) (voorbeeld 3) Voordat we ons met de programmering van dit derde voorbeeld resp. het uitbreiden van de hierboven beschreven basis-programmering gaan bezighouden, nog een paar worden over de positie van de gas-/remknuppel bij “motor UIT” resp.
en programmeer een vrije mixer “K1->K1”. Vervolgens wisselt u naar de kolom met het schakelaarsymbool en wijst u aan deze mixer de door u gewenste “omschakelaar” toe, het liefst één van de door de GRAUPNERservicedienst ingebouwde knuppelschakelaars (zie aanhangsel); dit doet u door, na het activeren van de schakelaartoewijzing door een kort indrukken van het draaielement, deze schakelaar van “vooruit” naar “achteruit”, dus in de richting van uw lichaam te bewegen.
Bedienen van de klokken door K1-stuurknuppel of externe schakelaar “klokken” (bladzijde 48) Om b.v. de effectieve motorlooptijd tijdens het vliegen te kunnen opnemen, hoeft u alleen in het menu “basisinstellingen model” in de regel “klokken” een schakelaar toe te wijzen.
toepassen van vliegfasen Binnen ieder modelgeheugen kunnen maximaal 3 verschillende vliegfasen (vliegtoestanden) met van elkaar verschillende instellingen worden geprogrammeerd. Elk van deze vliegfasen kan via een schakelaar worden opgeroepen. Op een eenvoudige manier kunt u zo tussen verschillende instellingen, die voor de diverse vliegtoestanden zoals b.v. thermiek, speed, afstand enz. geprogrammeerd zijn, comfortabel tijdens het vliegen omschakelen.
programmeervoorbeeld: parallel lopende servo’s voorbeeld 1: De eenvoudigste mogelijkheid, om 2 apart aangestuurde hoogteroeren (servo 3 + 8) aan te sturen, is via het menu “staarttype”. Daarvoor stelt u in het menu … “basis-instellingen model” (bladzijde 38) in het menu “staarttype” “2 HR Sv 3+8” in. voorbeeld 2: Vaak is er een tweede, parallel lopende servo nodig, wanneer b.v. een tweede hoogteroer of richtingsroer door een aparte servo of één groot roer door twee servo’s tegelijk moet worden aangestuurd.
programmervoorbeeld: delta- en staartloos model Wat in het begin van de vleugelmodel-programmering op bladzijde 92 aan algemene opmerkingen over de inbouw en de afstemming van de RC-installatie in een model werd gezegd, geldt natuurlijk ook voor delta- en staartloze modellen! Daarbij horen ook de opmerkingen over het invliegen en het verfijnen van de instellingen tot aan de programmering van vliegfasen.
De welfkleppenmixers en de welfkleppendifferentiatie verschijnen alleen in de lijst, wanneer u bij het modeltype “delta/staartloos” ook “2 WK” heeft ingevuld.
Met een dergelijke programmering heeft de auteur van deze regels al jaren geleden een delta-model met de toenmalige mc-20 gestuurd en een Butterfly voor de landing toegepast … helemaal vrij van pompen of duiken door op elkaar afgestemde vleugelmixers “rem 1-> 2rol” en “rem1 -> 6welfklep”, waarbij u onder “rolroer” het buitenste en onder “welfklep” het binnenste paar roeren moet verstaan. Op een zelfde manier kan een modern, gepijld staartloos model worden gevlogen.
programmeervoorbeeld: F3A-model F3A-modellen horen tot de categorie van motoraangedreven vleugelmodellen. Ze worden door een verbrandingsmotor of een electromotor aangedreven. Modellen met een electromotor zijn niet alleen toegestaan in de internationale kunstvluchtklasse F3A, maar ook in de electrokunstvluchtklasse F5A.
Eventueel is het noodzakelijk, voor het bedienen van het landingsgestel en de sproeiernaaldverstelling via het menu … “instellingen stuurelement” (bladzijde 56) … aan een bepaalde ingang een bijbehorend bedieningselement toe te wijzen; bij voorbeeld voor het landingsgestel een AAN/UIT-externe schakelaars aan ingang 8 en voor de sproeiernaaldverstelling een proportioneel stuurelement, b.v. het stuurelement 9 aan de ingang 7. Bij het bedienen van de schakelaar “2” wordt het landingsgestel in- resp.
Om het model bij uitgedraaide rolroer-landingskleppen niet te laten stijgen, moet er een beetje “down”hoogteroer bij worden gemixt. Zet dus voor deze beide taken de twee op het volgende display getoonde lineaire mixers: Het activeren van de mixers vindt plaats via één en dezelfde externe schakelaar, b.v. schakelaar nr. “2”, die aan de beide mixers toegewezen moet zijn. Druk enter (of het draaielement), om de desbetreffende mixpercentages op de tweede regel van het display in te stellen.
Wordt het gas teruggenomen, dan draait het model misschien bij stationairloop om de lengte-as weg. Met het rolroer moet dan tegengestuurd worden. Eleganter is het echter, om dit effect met een mixer te corrigeren. MIX “K1 -> QR”, maar dan met een heel klein mixpercentage. De instellingen moeten bij rustig weer worden uitgeprobeerd. Vaak is het voldoende, om de mixer slechts halfzijdig tussen halfgas en stationair toe te passen. Zet daarvoor een steunpunt in het midden van de stuuruitslag. 4.
programmeervoorbeeld: helicoptermodel In dit programmeervoorbeeld gaan we er van uit, dat u zich al bezig heeft gehouden met de beschrijving van de verschillende menu’s en dat de principes van de bediening u duidelijk zijn. Bovendien moet de helicopter volgens de bijbehorende handleiding mechanisch gezien exact zijn opgebouwd. De electronische mogelijkheden van de zender zijn er in geen geval voor bedoeld, om grove mechanische fouten weg te poetsen.
al vooringesteld op telkens + 61%. Mocht de tuimelschijf de bewegingen van de stuurknuppels niet correct volgen, dan verandert u eventueel eerst de mixrichtingen van “+” naar “-“ voordat u de draairichtingen van de servo’s in het menu “servo-instellingen” verandert. Aanwijzing: Let u er op, dat bij de mc-19, mx-22, mc-22 en mc-24 ten opzichte van de oudere GRAUPNER-mcradiobesturingen de eerste pitchservo en de gasservo met elkaar verwisseld zijn.
Uitgangspunt voor het hoveren moet in principe de mechanische middenpositie van de pitchknuppel zijn, omdat deze positie het meest overeenkomt met het normale stuurgevoel. De curvenafstemming maakt weliswaar andere instellingen mogelijk, maar daar moet men wel precies weten, wat men doet. Eerst zet u de pitchknuppel in het midden. De servo’s, die u al eerder volgesn de aanwijzingen van de fabrikant had ingesteld, staan nu met hun hevel precies haaks op de servobehuizing (normaal gesproken).
aan de ingang “gyro” toe. Beweeg de schuif helemaal naar voren en wissel met het draaielement naar het asy-veld in de kolom “uitslag”. Hier kan nu de maximale gevoeligheid van de autopiloot (gyro) worden ingesteld, b.v. 50%. Daarmee heeft u een vaste waarde, zolang de schuifregelaar aan de voorste aanslag staat. De juiste waarde moet tijdens het vliegen worden aangepast. Verdere aanwijzingen voor het instellen vindt u op bladzijde 76.
programmeervoorbeeld: scheeps- en automodel programmering van scheeps- en vrachtautomodellen Bij dit programmeervoorbeeld gaan we ervan uit, dat u zich al beziggehouden heeft met de beschrijving van de diverse menu’s en het omgaan met de zender u nu vertrouwd is.
Aan “ingang 1” is de links/rechts-functie van de rechter en aan “ingang 2” de vooruit/achteruit-functie van de linker kruisknuppel al ingesteld. Deze standaard instelling kan naar behoefte worden veranderd, net zoals u nieuwe stuurelementen kunt toewijzen of al toegewezen stuurelementen weer kunt wissen. In het voorbeeld zijn alleen de ingangen 1 en 2 voor de eigenlijke sturing van het model nodig. De ingangen 3 … 6 en 8 … 12 kunt u dus voor speciale functies gebruiken.
comfortabel. Om de sound-module te kunnen aansturen, neemt u b.v. de vrije ingang 4 en wijst u aan deze “zoals gewend” de eerdergenoemde momentschakelaar toe via het menu “instellingen stuurelement”.
Nautic-Multi-proportionele module voor PPM18- en PPM24-modulatie aan de zenderkant benodigde module Nautic-Multi-Prop-module Best.-nr. 4141 ( max. 2 modulen kunnen aangesloten worden) aanwijzingen De Nautic-Multi-Prop-module breidt een stuurfunctie uit naar vier functies, d.w.z. u kunt per module beschikken over drie extra servo-aansluitingen aan de ontvangerkant. Aan de zenderkant kunnen er twee Prop-modulen worden ingebouwd.
Nautic-Expert-schakelfuncties voor PPM18- en PPM24-modulatie aan de zenderkant benodigde module 16-kanaals-NAUTIC-Expert-module Best.-nr. 4108 (max. 2 modulen kunnen aangesloten worden) aanwijzingen De Nautic-Expert-module breidt een stuurfunctie uit naar 16 schakelfuncties. Alle acht schakelaars hebben een middenpositie, waardoor een echte vooruit-stop-achteruit functie mogelijk is, wanneer er aan de ontvangerkant b.v. een schakelmodule met het Best.-nr. 3754.1 of de ompool-module 3754.2 toegepast wordt.
combinatie NAUTIC-Prop- en NAUTIC-Expert-module voor PPM18- en PPM24-modulatie aan de zenderkant benodigde modulen NAUTIC-Multi-Prop-module Best.-nr. 4141 16-kanaals-NAUTIC-Expert-module Best.-nr. 4108 ( max. 2 modulen kunnen aangesloten worden) aanwijzingen Bij het toepassen van een combinatie van NAUTIC-Expert-module en NAUTIC-Prop-module wordt er aan de ontvangerkant een uitgang voor de aansluiting van 4 servo’s en de tweede ontvangeruitgang voor de aansluiting van 16 schakelfuncties bezet.
Nautic-toebehoren Nautic-toebehoren Aan de ontvangerkant nodig Best.-nr. module opmerking 4159 2-/16-kanaalsNAUTICExpert-schakelBouwsteen Voor iedere 16-kanaalsNautic Expert-module in de zender is een 2-/16kanaals-Nautic-Expert schakelbouwsteen nodig. 4142 NAUTIC-MultiProp-Decoder Vier servo’s kunnen aangesloten worden 3941.6 platte bus met 3aderige aansluitkabel Voor aansluiting van stroomverbruikers tot max. 0,7 A per schakelkanaal 3936.32 synchroonverdeler 320 resp.
Om een vooruit – stop – achteruit-functie te krijgen, moet u de ompoolmodule via de synchroon-verdelerkabel met de Expert-schakelbouwsteen verbinden, waarbij een stekker van de ompoolmodule verpoold moet worden bevestigd (randen van deze stekker iets afschuren). Voor direct aangesloten verbruikers en voor het schakelen van een relais is een externe stroomvoorziening nodig, b.v. GRAUPNER ontvangeraccu’s van voldoende capaciteit. Andere accu’s tot max. 30 V worden via de aansluitkabel Best.-nr. 3941.
NAUTIC-aansluitvoorbeeld toerental-regelaar ontvanger Alternatief kunnen twee NAUTIC-Expert-schakelbouwstenen of twee NAUTIC-Multi-Prop-Decoders worden aangesloten. Let op de aanwijzingen op de bladzijden 116, 117.
Leraar-leerling-systeem met glasvezelkabel Best.-nr. 3289 Maakt het mogelijk om alle functies aan de leerlingzender over te geven. Geschikt voor het uitbouwen van de zender mc-19 tot leraarzender. aanwijzing: Voor de aansluiting moet de leraarzender voorzien zijn van een poortverdeler Best.-nr.4182.3. Wanneer er geen verder extra systeem wordt aangesloten, dan kan men in plaats van deze verdeler ook de mc-22/mc-24aansluitadapter (Best.-nr.4184.1) worden gebruikt.
leraar-leerling-systeem Aansluiting in de zender mc-19 Aansluitingen in de leraarzender mc-19 naar de leerlingzender “moment”-kickknop Best.-nr. 4144.M moment-schakelaar Best.-nr. 4160.11 3290.19 leraarmodule mc-19 of aansluitingen in de leerlingzender mc-19 naar de leraarzender naar de PC-vliegsimulator HF-module (leerlingbus los verkrijgbaar Best.-nr. 3290.3) leerlingbus verbindingskabel van HF-module losmaken en in leerlingbus steken.
toebehoren leraar-module voor mc-19 Best.-nr. 3290.19 Maakt het gebruik van de zender als leraar-zender mogelijk in combinatie met de leerling-zender van het type D 14, FM 414, FM 4014, FM 6014, mc-10, mc-12, mc-14 , mc-15, mc-16, mc-16/20, mc-17, mc-18, mc-20, mc22, mx-22 en mc-24. Nodig om het opto-electronische leraar-leerling-systeem Best.-nr. 3290 op een professionele manier toe te passen. NAUTIC-aansluitadapter mc-19/mc-22/mc-24 Best.-nr. 4184.
Inbouwmodule met schakelaar aan/uit. Geschikt voor het schakelen van vaartregelaars, landingsgestel, lampen enz.. 2-kanaals proportionele module Best.-nr. 4152 Uitbreidingsmodule voor geheel lineaire functies; kan ook als proportioneel stuurelement, b.v. bij mixers, gaslimiter enz. worden toegepast. 2-standen momentschakelaar Best.-nr. 4151.33 Voor het kort inschakelen van signalen, b.v. van de Sound-module. proportionele draaimodule Best.-nr. 4111 Uitbreidingsmodule voor proportionele draai-functies.
Voor GRAUPNER/JR-FM-zenders mc-19 en mc-22, voor het toepassen van PLL-synthesizer-kanaalkeuze. Best.-nr. 3858.35 voor de 35-MHz-band Best.-nr. 3858.40 voor de 40-MHz-band Voor de 41-MHz-band De PLL-synthesizer-module maakt de keuze van het gewenste kanaalnummer (frequentie) mogelijk. Met de kanaalselector ×10 en ×1 wordt de zenderfrequentie automatisch en uiterst precies door het synthesizer-systeem gegenereerd. Een zenderkristal is niet meer nodig. instelbare kanalen: 35-MHz-band: Best.-nr. 3858.
Best.-nr. 1149.40 voor de 40-MHz-band Flexibele korte antenne voor optimale bewegingsvrijheid en moeiteloos gebruik van de zender. Door natuurkundige redenen bereikt het afgestraalde vermogen niet de hoge waarde van een telescoopantenne, die helemaal uitgetrokken is. Bij hoge veiligheidseisen, zoals bij b.v. helicopters, snelle- en grote modellen moet echter voor het overbruggen van grote afstanden de bij de zender horende telescoopantenne worden gebruikt. Totale lengte van de spiraalantenne: Ca. 400 mm.
Toegelaten frequenties, leverbare kristallen, frequentievlaggetjes Het gebruik van een radiobesturingsinstallatie is alleen op de in het desbetreffende EU-land nationaal toegelaten frequenties/kanalen toegestaan! Let op de wettelijke verordeningen. Het gebruik van een radiobesturingsinstallatie op daarvan afwijkende frequenties/kanalen is verboden! frequentieband toegelaten voor FMsss kristallen zender ontvanger Best.-nr. Best.-nr. kanaal nr.
De Fa. Graupner GmbH &Co. KG, Henriettenstraße 94-96 Kircheim / Teck verleent vanaf de datum van aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garantie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of onvakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie uitgesloten. De wettelijke rechten en aanspraken op garantie door de consument worden door deze garantie niet geschaad.