Operation Manual

Helimixers
Instelling autorotatie
Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de
motor veilig te landen. Ook bij een uitval van de hekrotor is het directe uitzetten van de motor en de landing in de
autorotatie de enige mogelijkheid, om een oncontroleerbare, snelle draaiing om de hoogte-as en de daaruit
resulterende crash te voorkomen daarom vindt de omschakeling NAAR de autorotatiefase ook zonder vertraging
plaats.
Bij het omschakelen naar de autorotatiefase verandert het beeld van het helimixer-menu zoals hier afgebeeld:
pitch =>
gas -90%
hek 0%
gyro 0%
ing8 0%
<autorot>
Bij een autorotatie wordt de hoofdrotor niet meer door de motor aangedreven, maar alleen – net als bij een
windmolen- door de luchtstroming door de hoofdrotor tijdens de daalvlucht. Omdat de energie, die hierdoor in de
hoofdrotor is opgeslagen bij het afvangen voor de landing weer wordt verbruikt en daarom maar één keer ter
beschikking staat, is niet alleen een grote dosis ervaring met het vliegen van helikoptermodellen noodzakelijk,
maar ook een goed overdachte instelling van de bovengenoemde functies.
De gevorderde piloot moet regelmatig deze autorotaties oefenen, niet alleen om zich daarmee op wedstrijden te
kunnen bewijzen, maar ook om na het uitvallen van de motor zijn helikopter uit een grotere hoogte schadevrij te
kunnen landen. Hiervoor zijn er in het programma een aantal instelmogelijkheden aanwezig, die er voor bedoeld
zijn om het vliegen mét motor te vervangen. Let u er op, dat de instelling van de autorotatie een volwaardige
derde vliegfase vormt, die over alle vliegfase-afhankelijke instelmogelijkheden beschikt, dus ook over de
trimmingen, pitchcurven-instellingen enz.
pitch (pitchcurve (K1 pitch))
Tijdens het vliegen mét motor wordt de maximale bladhoek begrensd door het ter beschikking staande
motorvermogen, in de autorotatie echter pas door loslaten van de stroming aan de hoofdrotorbladen. Voor een
voldoende grote lift, ook bij een afnemend toerental, moet een grotere maximum pitchwaarde worden ingesteld.
Wissel hier door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets naar de grafiek van “pitch”
en beweeg dan de verticale lijn met de stuurknuppel naar punt 5. Stel eerst een waarde in, die ongeveer 10 tot
20% boven de normale pitchmaximum-waarde ligt. Stel NIET direct een ten opzichte van de normale waarden
wezenlijk grotere waarde in, omdat anders de pitchsturing na het omschakelen in de autorotatie heel anders zou
aanvoelen. Er bestaat namelijk dan het gevaar, dat bij het afvangen in de daalvlucht van de autorotatie het model
overstuurds wordt en weer stijgt. Dan zou namelijk het toerental van de rotor al te vroeg afnemen, zodat de
helikopter toch nog uit grotere hoogte neerstort. Later, na enkele oefen-autorotaties, kan de waarde altijd nog
bijgesteld worden.
De pitchminimum-instelling kan eventueel anders zijn dan die van de normale vliegsituatie, afhankelijk van de
gewoonten tijdens de normale vlucht. Voor de autorotatie moet u in ieder geval een dusdanig grote
pitchminimum-waarde bij punt 1 instellen, dat uw model vanuit de voorwaartse vlucht bij een middelmatige
snelheid in een daalvlucht van ca. 60…70 graden bij een volledig teruggenomen pitch kan worden gebracht.
Wanneer u, zoals de meeste helipiloten, een dusdanige instelling altijd al bij het normale vliegen toepast, dan
kunt u deze waarde gewoon overnemen.
Zou u echter uw model normaliter in een vlakkere hoek “laten vallen”, dan verhoogt u de waarde van “punt 1” en
omgekeerd.
aanvlieghoek bij verschillende hoeveelheden wind
aanvlieghoek bij sterke wind bij middelmatige wind zonder wind
De pitchknuppel zelf bevindt zich tijdens de autorotatie nu niet grotendeels in de onderste regionen, maar typisch
genoeg tussen de hoverpositie en de onderste aanslag, om eventueel b.v. ook de hellingshoek via de nicksturing
nog te kunnen corrigeren.
U kunt de aanvliegroute nog verkleinen door licht de nicksturing aan te trekken en de pitch voorzichtig te
verkleinen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te drukken en de pitch te verhogen.
gas (gascurve)
Op wedstrijden wordt verwacht, dat de motor helemaal uit is. In de trainingsfase zou zijn dit zeker niet handig,
omdat u dan telkens opnieuw de motor moet starten. Stelt u bij de training de waarde van deze regel dusdanig in,
dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een elektro-
aandrijving veilig “uit” is.