Operation Manual

Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u het invoerveld:
Met één van de pijltoetsen van de rechter touch-toets kiest u nu START:
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets start u nu de testprocedure. Het
invoerveld wordt weer “normaal” getoond:
Voor het stoppen van de servotest activeert u zoals al eerder beschreven weer het invoerveld, kiest u STOP en
bevestigt u deze keuze met de SET-toets van de rechter touch-toets.
ALARM VOLT (onderspanningswaarschuwing ontvanger)
Via ALARM VOLT wordt de ontvangerspanning bewaakt. De interval kan tussen 3,0 en 6,0 Volt worden ingesteld.
Bij onderschrijden van de ingestelde alarmgrens klinkt een akoestisch signaal (interval-pieptoon lang/kort) en in
alle “RX …”-displays knippert bovenaan “VOLT.E” .
In het display “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-VOLT” invers weergegeven:
ALARM TEMP +/- (ontv. temperatuurbewaking)
Deze beide opties bewaken de ontvangertemperatuur. Een onderste grenswaarde “ALARM TEMP-“ (-20 … +10
ºC) en een bovenste grenswaarde “ALARM TEMP+”(50 … 80 ºC) kunnen geprogrammeerd worden. Bij het
onder- of overschrijden van deze instellingen klinkt een akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle
ontvanger-displays verschijnt er rechtsboven “TEMP.E”. Op de displaybladzijde “RX DATAVIEW” wordt
bovendien de parameter “R-TEM” invers weergegeven.
Zorg ervoor dat u onder alle omstandigheden binnen het kader van de toegestane temperaturen van uw
ontvanger blijft (ideaal tussen -10 en 55 ºC).
CH OUTPUT TYPE
Hier kiest u hoe ontvangeruitgangen worden aangestuurd.
ONCE
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden na elkaar aangestuurd. Aanbevolen voor analoge
servo’s. Bij deze instelling worden de servo’s automatisch in een cyclus van 20 ms – bij een 12-kanaals
ontvanger (Best.-Nr. 33512) 30 ms- aangestuurd, onafhankelijk van wat er op het display “RX SERVO”
in de regel “PERIOD” ingesteld resp. weergegeven wordt!
SAME
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden in blokken van vier parallel aangestuurd. D.w.z. dat de
kanalen 1 tot 4 en 5 tot 8 tegelijkertijd hun stuursignalen krijgen.
Aanbevolen bij digitale servo’s, wanneer er meerdere servo’s voor één functie worden toegepast (bv.
rolroeren), zodat de servo’s absoluut synchroon lopen.
Wanneer er uitsluitend digitale servo’s worden gebruikt is het raadzaam om in de regel “PERIOD” van
het display “RX SERVO” 10 ms in te stellen, om de snellere reactie van digitale servo’s te kunnen
benutten. Bij gebruik van analoge servo’s of verschillende types door elkaar moet in ieder geval “20 ms”
worden gekozen!
Let bij deze instelling bijzonder op een voldoende krachtige stroomvoorziening van de ontvanger.
Omdat er telkens maximaal 4 servo’s tegelijk in actie zijn wordt deze accu zwaarder belast.