computersysteem MX-16s rotary select programmeerhandboek
Algemene aanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen Voorwoord Beschrijving van de radiobesturingset Stroomvoorziening Lengteverstelling van de stuurknuppels Zenderbehuizing openen Omzetten van de stuurknuppels Zenderbeschrijving DSC (Direct Servo Control) Display Toetsen- en functievelden Kanaalkeuze zender Instellen displaycontrast Kanaalkeuze ontvanger Installatietips Begripsdefinities Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars Digitale trimming Positie-aanduiding INC-/DEC-toetsen Servo-aanduiding V
Parallel lopende servo’s Delta’s en staartloze modellen F3A-model Helikoptermodel Leraar-/leerlingsysteem Aanhangsel Leraar-/leerlinggebruik met mx-16s Toegelaten frequenties Keuringscertificaat / conformiteitsverklaring Garantiebewijs Dit handboek heeft uitsluitend een informatief doel en kan zonder aankondiging worden gewijzigd. De firma GRAUPNER aanvaard geen aansprakelijkheid voor fouten resp. onnauwkeurigheden, die in het informatieve gedeelte van dit handboek aanwezig kunnen zijn.
Veiligheidsaanwijzingen in ieder geval doornemen ! Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie in het model De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een sterke spant resp. in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd, geplaatst. De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de ontvanger zouden worden doorgegeven.
Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken. De servo’s kunnen naar hun eindpositie lopen en elektronica, tandwielen, stuurstangen, roeren enz. beschadigen.
In modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd. Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en montagehandleiding van het model. Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de GRAUPNER-hoofdcatalogus FS. Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel Best.nr.
De firma GRAUPNER GmbH & Co. als fabrikant adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken, die door de firma GRAUPNER getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De fa. GRAUPNER neemt in dit geval de productverantwoordelijkheid over. De fa. GRAUPNER neemt geen verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan worden toegepast.
De beginner raakt door de heldere en overzichtelijke programmastructuur snel met de verschillende functies vertrouwd. Met maar twee tiptoetsen en een SELECT- en een CLEAR-toets naast het contrastrijke display wordt de gebruiker door het programma geleid. In een korte tijd leert hij om alle opties, afhankelijk van zijn ervaring met radiobestuurde modellen, te benutten.
Computersysteem mx-16s 8 kanaals digitaal-proportionele radiobesturingset High-Technology-Micro-Computer-radiobesturingsysteem met nieuwe High-Speed Single-Chip-MicroComputer, Flash Memory en 10-bit A/D-converter. Door toptechnologie geoptimeerd Computer-radiobesturingssysteem met 12 modelgeheugens. Hoge veiligheid door modern computersysteem. Probleemloze programmering door uiterst eenvoudige programmeertechniek met wip- en momenttoetsen.
De sets bevatten: Microcomputer-zender mx-16s met Synthesizer-zendermodule van de desbetreffende frequentieband, ingebouwde NiMH-zenderaccu 8NH-1700TX (wijzigingen voorbehouden) ontvanger R16SCAN van de betreffende frequentie, servo C 577, schakelaarkabel. Best.-Nr. 4701 Best.-Nr. 4703 35 MHz-band (A- en B-band) 40/41 MHz-band De in de verschillende landen toegestane frequenties zijn in de tabel op bladzijde 113 vermeld Technische gegevens ontvanger R16SCAN stroomvoorziening 4,8 ...
afmetingen ca. 190 x 195 x 85 mm gewicht ca. 870 g met zenderaccu Toebehoren Best.-nr. 1121 70 3097 omschrijving omhangriem, 20mm breed omhangriem, 30 mm breed windkap voor handzender Leraar-/leerling-kabel voor mx-16s zie bladzijde 109 Onderdelen Best.nr 3100.6 omschrijving telescoopantenne voor zender mx-16s gebruiksaanwijzingen stroomvoorziening van de zender De zender mx-16s is standaard voorzien van een oplaadbare NiMH-accu 8NH-1700 TX (Best.-Nr 3414) met hoge capaciteit.
laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een aangesloten laadkabelaansluitstekker met elkaar! Laden met standaard-laadapparaten Het laden met laadapparaten zonder automatische laadstroom-afschakeling is ook mogelijk. Als vuistregel geldt in dit geval, dat een lege accu 14 uur lang met een stroom van één tiende van de opgedrukte capaciteit wordt geladen. In het geval van de standaard zenderaccu zijn is dat 170 mA.
Standaard laadapparaten Best.-Nr. 6422 Minilader 2 Best.-Nr. 6427 Multilader 3 Best.-Nr. 6426 Multilader 6E* Best.-Nr. 6428 Turbomat 6 Plus* Best.-Nr. 6429 Turbomat 7 Plus* Automatische laadapparaten met speciale NiMH-laadprogramma’s: Best.-Nr. 6419 Ultramat 5*, ** Best.-Nr. 6410 Ultramat 10* Best.-Nr. 6412 Ultramat 12*, ** Best.-Nr. 6414 Ultramat 14*, Best.-Nr. 6417 Ultramat 25*, ** Best.-Nr. 6416 Ultra Duo Plus 30*, ** * Voor het opladen is extra voor de zender de laadkabel Best.-Nr.
Belangrijke aanwijzingen: • Verander nooit wat aan de schakeling, omdat daardoor de garantie en ook de zendvergunning vervalt. • Raak nooit de printen met metalen voorwerpen aan. Raak ook geen contacten met de vingers aan. • Zet de zender nooit aan, wanneer de behuizing geopend is! Bij het sluiten van de zender moet u er op letten, dat… • …er geen kabels bij het samenvoegen van de schalen beklemd raken. • …de DSC-bus zich in de daartoe bestemde houder bevindt.
Beschrijving van de zender Bedieningselementen aan de zender Bevestigen van de zenderdraagriem Aan de bovenkant van de mx-16s zender is een bevestigingsoog aangebracht, aan welke u de draagriem kunt vastmaken, zie afbeelding rechts. Dit bevestigingspunt is dusdanig uitgericht, dat de zender optimaal gebalanceerd is wanneer hij aan de riem hangt.
Achterkant van de zender behuizingschroef behuizingschroef behuizingschroef behuizingschroef laadbus voor zender DSC-bus voor aansluiting aan vliegsimulatoren, leraar-/leerling- en diagnosegebruik (zie kolom rechts) DSC = Direct Servo Control behuizingschroef afdekking accuvak behuizingschroef let op De accukabel is zo gecodeerd, dat deze maar op één manier kan worden bevestigd.
aan. Het uiteinde met de stekker verbindt u dan met de bijbehorende bus aan de achterkant van de zender. Is de zender met de ontvanger op deze manier verbonden, dan kunt u de stuurfuncties uitproberen of instellingen wijzigen, wanneer een andere piloot uw frequentie gebruikt. Omdat de zender in deze toestand (Power = “OFF”) geen radiosignalen uitzendt, kunt u b.v. uw model startklaar maken, zonder andere piloten te storen. Bovendien neemt het stroomgebruik van de zender af tot ca.
leraar-/leerling-bedrijf gestoord gas-stuurknuppel te ver in richting volgas bedrijfsspanning te laag alleen in SPCM-modus Bediening van de “Data Terminal” Invoertoetsen en functievelden ENTER, ESC, SELECT, +, -, CLEAR … SEL, STO, CLR, SYM, ASY, ENTER-toets (bevestigen) groter-/naar boven-toets (+) ESC-toets (afbreken/terug) kleiner-/naar beneden-toets (-) SELECT-toets (uitkiezen) CLEAR (terugzetten naar standaardwaarde) , Toetsen links van het display • ENTER-toets van de linker tiptoets Door b
Functievelden Afhankelijk van het desbetreffende menu verschijnen er in de onderste regel van het display functievelden, die via de rechter tiptoets worden gekozen - ← → . Activeren van een functieveld door indrukken van de toets SELECT. Functievelden • SEL • • STO • CLR • SYM • ASY • (select): uitkiezen schakelaarsymbool-veld (toewijzen van diverse schakelaars) (store): opslaan (b.v.
Wilt u dit kanaal activeren, dan wisselt u met de rechter tiptoets in de functielijst naar “JA”… …..en drukt u op de ENTER- of SELECT-toets. In andere gevallen wisselt u naar het symbool rechts onder in het display. Door indrukken van de ENTER-of SELECT-toets komt u bij de kanaalkeuze.
Instellen van het displaycontrast Om bij alle weersomstandigheden en bij iedere temperatuur het beeldscherm van de mx-16s optimaal te kunnen aflezen, kunt u het contrast hiervan instellen: Hou hierbij in de basis-aanduiding van de zender de “SELECT”-toets ingedrukt en druk voor een hoger contrast op de “+” -toets en voor een lager contrast op de “-“ –toets: In bedrijf nemen van de ontvanger Kanaalkeuze ontvanger In de radiobesturingset mx-16s bevindt zich een PLL-SCAN-smalband-FM-Superhet-ontvanger van de
Aanwijzing: Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar. Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets omhooghalen (1), rode kabel lostrekken (2) en met isolatieband tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3).
Begripsdefinities stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelementschakelaar Om u de omgang met het mx-16s handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden. stuurfunctie Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender- het voor een bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit b.v.
Zowel bij de vleugel- als bij de helikoptermodellen beschikt u in elk modelgeheugen over 2 stuurelementschakelaars op de K1-knuppel naar keuze en bij de helikopter nog extra een derde op de gaslimiter, zie bladzijde 25 resp. 54 Een serie van instructieve voorbeelden maakt de programmering tot een kinderspel. Let u daarom op de programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 84.
Voorbeelden van toepassingen: • Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de K1-knuppel onder of boven een bepaald punt komt ( “G1” resp. “G2”). De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de zender via een mixer aangestuurd. • Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch voor het meten van de netto“vliegtijd” van een helikopter door de “G3”-schakelaar van de gaslimiter. • Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. -> richtingsr.
Deze afschakeltrimming is gedeactiveerd, wanneer in het menu “basis-instelling” in de regel “motor aan K1” “geen” is ingevoerd (bladzijde 38). 2.helikoptermodellen Bovenop de hier links onder “vliegtuigmodellen” beschreven “afschakeltrimming” bezit de K1-trimming in combinatie met de zogenaamde “gaslimiter-functie”, zie bladzijde 54, nog een extra eigenschap: zolang het gaslimiter-stuurelement zich in de “onderste” helft van zijn uitslag, d.w.z.
balk 5 = rolroer rechts balk 6 = welfklep (links) / vrij kanaal balk 7 = welfklep rechts / vrij kanaal balk 8 = vrij kanaal … en bij helikoptermodellen: balk 1 = pitch of roll (2)- of nick (2) -servo balk 2 = roll (1) -servo balk 3 = nick (1)-servo balk 4 = hekrotorservo (gyro) balk 5 = nick (2)-servo / vrij kanaal balk 6 = gasservo of toerenregelaar balk 7 = gyrogevoeligheid / vrij kanaal balk 8 = toerenregelaar / vrij kanaal vliegtuigmodellen Tot maximaal twee rolroer- en twee welfkleppenservo’s bij norm
“Dual Rate”en “Exponential” voor rol-, richtings- en hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en elk in twee varianten via een schakelaar worden bediend. Naast 3 vrije mixers kunt u - afhankelijk van het modeltype - in het menu “vleugelmixers” kiezen uit 12 vast gedefinieerde mixers en koppelfuncties: 1. rolroerdifferentiatie 2. welfkleppen-differentiatie 3. rolroer -> richtingsroer (schakelbaar) 4. rolroer -> welfklep (schakelbaar) 5. remklep -> hoogteroer (schakelbaar) 6.
eventueel nodige aanpassing kan echter ook in het ondermenu “ontvangeruitgang” van het menu “basisinstelling” worden doorgevoerd, zie bladzijde 41. De misschien benodigde aanpassing van de servodraairichting vindt in beide gevallen plaats in het menu “servo-instelling”, bladzijde 48. Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
helikoptermodellen De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelikopter en de bijbehorende componenten zoals autopiloot (gyro), toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter in 3D-kunstvlucht te beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de mx-16s te kunnen toepassen. Met het programma van de mx-16s kunnen alle gangbare helikopters met 1...
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf oudere GRAUPNER-besturingen: Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo) en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwisseld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 43 in het menu “basis-instelling”.
Ontvangerbezetting bij helikoptermodellen 8 = (toerentalregeling) 7 =(gevoeligheid autopiloot (gyro)) 6 = motor-servo (regelaar e-motor) 5 = vrij of nick (2)-servo 4 = hekservo (autopiloot (gyro)-systeem) 3 = nick (1)-servo 2 = roll (1)-servo 1 = pitch of roll (2)- of nick (2)-servo Waarschuwing antenne niet inkorten V-kabel Best.-nr. 3936.11 of 3936.32 schakelaarkabel antenne ontvangeraccu Aanwijzingen bij de installatie: De servo’s moeten in de hier afgebeelde volgorde aangesloten zijn.
Programmabeschrijving in detail Nieuwe geheugenplaats reserveren Wie tot hier toe het handboek heeft doorgewerkt, zal zeker al de eerste programmeringen hebben uitgeprobeerd. Toch willen we graag ieder menu gedetailleerd beschrijven, om voor de diverse gevallen exacte aanwijzingen te kunnen geven.
Modelgeheugen Model oproepen, model wissen, kopiëren model → model Op de bladzijden 18 en 19 werden de principes achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de vorige pagina’s, hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de “normale” beschrijving van de verschillende menupunten in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten. Daarom beginnen we met het menu….
Aanwijzing: Moet er een modelgeheugen gewist worden, dat juist actief is, dan moet onmiddellijk daarna het modeltype “heli”of “vleugel” gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actieve modelgeheugenplaats gewist, dan verschijnt in de modelkeuze “***vrij***”. “kopiëren model → model” Kies met de rechter tiptoets bij gelijkertijd ingedrukt gehouden SELECT-toets het ondermenu “kopier.
Basisinstelling Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen.
motor aan K1 Na selectie van “motor aan K1” verschijnt aan de onderste rand van het beeldscherm SEL. Druk de toets SELECT in. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de rechter tiptoets uit de 3 mogelijkheden. “geen”: “stationair achter”: “stationair voor”: De waarschuwingsmelding “gas te hoog”, zie bladzijde 18 of 34, is gedeactiveerd en in het menu “vleugelmixers” zijn de mixers “rem → NN” geactiveerd.
Is uw model slechts van één welfkleppenservo voorzien dan moet u toch “2QR 2WK” kiezen en later, in het menu “vleugelmixers”, bladzijde 61, de mixer “QR → WK” op 0% laten staan. Alle andere vleugelmixers kunt u wél gewoon toepassen. klokken In de basis-aanduiding rechts op het display zijn twee klokken zichtbaar: een stopwatch en een vliegtijd-klok. Aan deze beide klokken kan in de regel “klokken” (”Uhren”) … ….
Aanwijzing: Teruglopende klokken worden in de basisaanduiding door een knipperende dubbele punt tussen het minuten- en secondenveld aangeduid. fase 2 resp. fase 3 Na selectie van de regel “fase 2” of “fase 3” verschijnt aan de onderste rand van het beeldscherm SEL. Druk nu de SELECT-toets in. De actuele instelling wordt invers afgebeeld. Kies nu met de rechter tiptoets uit de ter beschikking staande namen een passende uit, indien u de standaard naam niet bevalt.
Basisinstelling Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen.
Druk op de SELECT-toets. De actuele modulatie wordt invers weergegeven. Kies nu met de rechter tiptoets tussen de beide mogelijke soorten modulatie. De gekozen modulatie is direct actief, d.w.z. dat u de signaaloverdracht naar de ontvanger meteen kunt testen. CLEAR schakelt naar de modulatiesoort “PPM” terug. tuimelschijftype Afhankelijk van het aantal servo’s voor de aansturing van de pitch zijn er verschillende programma-varianten voor de aansturing van de tuimelschijf nodig. Druk op de SELECT-toets.
draairichting van de rotor In de regel “rotor-draair.” wordt de draairichting van de hoofdrotor ingesteld met de rechter tiptoets na een druk op SELECT: “rechts”: van boven gezien draait de hoofdrotor met de klok mee. “links”: van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok in. CLEAR schakelt om naar “ links”.
Stilgezette klokken kunnen met CLEAR weer teruggezet worden naar de beginwaarde. Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit” vooruit lopende stopwatch Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit tot maximaal 999 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen.
Aanwijzing: De vliegfase “autorotatie” heeft ALTIJD voorrang op de beide andere vliegfasen. leraar/leerling In deze menuregel kunt u met een druk op SELECT of ENTER, zoals beschreven op bladzijde 25, een “omschakelaar” aan het leraar-/leerling-systeem toewijzen. Een uitvoerige beschrijving van het leraar-/leerling-systeem vindt u op bladzijde 108.
servo-instelling servodraairichting, -midden, -uitslag In dit menu worden parameters, die uitsluitend de individueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel de draairichting, de neutraalpositie en de servo-uitslag. Principes van de bediening: 1. Met de rechter tiptoets en gelijktijdig ingedrukte SELECT-toets de betreffende servo S1 … 8 uitkiezen. 2. Met de rechter tiptoets SEL, SYM of ASY kiezen, om de desbetreffende instellingen te kunnen doorvoeren. 3. SELECT indrukken.
kolom 4 “- uitslag +” In deze kolom wordt de uitslag van de servo symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik bedraagt 0…150% van de normale servo-uitslag. De ingestelde waarde hebben betrekking op de instellingen in de kolom “midden”. Voor het instellen van een “symmetrische”uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting, moet SYM en voor een asymmetrische uitslag ASY worden geselecteerd.
Instellingen stuurelement Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender mx-16s ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn: • 2 INC/DEC-toetsen: CONTROL 5 en 6 (“Geb. 5 … 6) • 1 3-standen-schakelaar: SW 6/7 (wordt in dit menu toegewezen als “Geb. 8”) • 1 proportioneel draaielement: CTRL 7 (“Geb. 7”) • 1 druktoets (“Push Button”): SW 4 / PB 8 (“SW 4“ resp.
Bedien nu het gewenste stuurelement (CTRL 5 tot 7) of de uitgekozen schakelaar (SW 1 tot 4, 6/7, 8), waarbij u er op moet letten, dat de beide INC/DEC-schakelaars CTRL 5 en 6 pas na enkele “piepen” herkend worden, dus iets langer bediend moeten worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen. Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer geschakeld worden, b.v. motor AAN resp. UIT.
Instellingen stuurelement Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender mx-16s ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn: • 2 INC/DEC-toetsen: CONTROL 5 en 6 (“Geb. 5 … 6) • 1 3-standenschakelaar: SW 6/7 (wordt in dit menu toegewezen als “Geb. 8”) • 1 proportioneel draaielement: CTRL 7 (“Geb. 7”) • 1 druktoets (“Push Button”): SW 4 / PB 8 (“SW 4“ resp.
Bedien nu het gewenste stuurelement (CTRL 5 tot 7) of de uitgekozen schakelaar (SW 1 tot 8), waarbij u er op moet letten, dat de beide INC/DEC-schakelaars CTRL 5 en 6 pas na enkele “piepen” herkend worden, dus iets langer bediend moeten worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen. Met de toegewezen 2-weg-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer geschakeld worden, b.v. schijnwerper AAN resp. UIT.
In tegenstelling tot een vliegtuigmodel wordt echter de gasservo resp. de regelaar niet direct door de stuurknuppel of een ander stuurelement, maar via een complex systeem van mixers, zie menu “helimixers”, vanaf bladzijde 66, aangestuurd. Daarbij heeft ook de op de volgende bladzijde beschreven “gaslimiet-functie” invloed op dit systeem. De toewijzing van een stuurelement of schakelaar in de regel “gas” resp. het bijbehorende stuursignaal zou dit ingewikkelde mixsysteem slechts onnodig “in de war brengen”.
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een geluidssignaal en ziet u op het display de melding: Belangrijke aanwijzing: Wanneer u de functie-ingang “Lim” op “vrij” zet, schakelt u daarmee niet de functie gaslimiet uit, maar alleen de limiter op “halfgas”. Tip: Maak gebruik van het menu “servo-aanduiding”, die u vanuit de basis-aanduiding met een druk op de toets SELECT bereikt, om de invloed van de gaslimiet-schuif te controleren.
Dual Rate/Expo Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) tijdens het vliegen via een schakelaar.
Exponential-functie Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, kiest u het schakelaarsymbool en wijst u, zoals op bladzijde 25 beschreven, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt in de displayaanduiding samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft bij het bedienen van die schakelaar.
Dual Rate/Expo Omschakelbare stuurkarakteristiek voor roll-, nick- en hekrotor De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor roll-, nick- en hekrotor mogelijk, d.w.z. voor de stuurfuncties 2 … 4 tijdens het vliegen via een schakelaar. Een individuele karakteristiek voor stuurfunctie 1 (motor/pitch) wordt apart voor gas, pitch en hekrotor in het menu “helimixers” met 5 programmeerbare punten ingesteld, zie vanaf bladzijde 66 en ook 106.
Exponential-functie Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, kiest u het schakelaarsymbool en wijst u, zoals op bladzijde 25 beschreven, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt in de displayaanduiding samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft bij het bedienen van die schakelaar.
Fasentrimming Vliegfase-afhankelijke trimming van welfkleppen, rol- en hoogteroer Zolang u in het menu “basis-instelling” noch aan “fase 2” noch aan “fase 3” een schakelaar heeft toegewezen, bevindt u zich nog automatisch in de vliegfase 1 “normaal”.
Aanwijzing: Afhankelijk van uw invoer in de regel “rolr./welfkl.” van het menu “basis-instelling” kunt u bij de “fasentrimming” slechts beschikken over de kolom “HR”, de kolommen “Rol” en “HR” of zoals hierboven afgebeeld “WK”, “Rol” en “HR” op het display. Wat is een mixer? Principes van een mixfunctie Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, b.v.
Aanwijzing: Een eventueel aan de ingang “E7”toegewezen stuurelement is bij de instelling van 2 welfkleppenservo’s softwarematig losgekoppeld, om een foutieve bediening van de welfkleppen te voorkomen. Principes van de programmering 1. Met de rechter tiptoets bij gelijktijdig ingedrukt gehouden mixer uitkiezen. Afhankelijk van het type mixer verschijnt in de onderste regel van het display alleen SEL of een schakelaarsymbool. 2. Met de rechter tiptoets eventueel één van deze velden selecteren. 3.
Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact om de lengteas draait. Middelmatige waarden van ca. –50% resp. +50% zijn typisch voor het ondersteunen van bochten in de thermiek. De Split-positie (-100%, +100%) wordt vaak bij hellingvliegen toegepast, wanneer uitsluitend met de rolroeren bochten gevlogen moeten worden. Opmerking: Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen meestal niet nodig. WK-Diff.
Combinatie van de mixers rem → NN: “kraai-positie” of “Butterfly” Wanneer alle drie remkleppenmixers worden toegepast, kan er een bijzondere kleppencombinatie worden toegepast, die ook wel “kraai-positie”of “Butterfly” wordt genoemd: in de Butterfly-positie gaan de beide rolroeren iets naar boven en de welfkleppen zover mogelijk naar beneden.
Een waarde van 0% betekent, dat de via de zender geprogrammeerde “rolroerdifferentiatie” blijft bestaan. Een waarde die gelijk is aan de %-waarde van de rolroerdifferentiatie betekent, dat deze bij een maximale Butterflyfunctie, d.w.z. volledig uitgedraaide kleppen, volledig opgeheven is; bij een reductiewaarde groter dan de ingestelde rolroerdifferentiatie wordt deze al vóór de volledige uitslag van de remstuurknuppel opgeheven.
Helimixers Vliegfase-afhankelijke instelling van pitch, gas en hekrotor In het menu “basis-instelling” kan door het toewijzen van schakelaars aan “fase 2” en/of “autorotatie” een omschakeling van vliegfasen worden geactiveerd. Met één van de schakelaar SW 1… 4 kan dan omgeschakeld worden tussen de fase “normaal” en de eventueel van een passende naam voorziene “fase 2” en met een andere naar “autorotatie”. De omschakeling naar autorotatie heeft echter altijd voorrang op de beide andere fasen.
“punt 3” , precies in het midden, beschrijven eerst – zoals in de bovenstaande afbeelding van een display te zien is – een lineaire karakteristiek voor de pitchcurve. Programmering in details: Schakel eerst naar de gewenste vliegfase om, b.v. “normaal”. Met de gas-/pitchstuurknuppel wordt in de grafiek een verticale lijn synchroon tussen de beide eindpunten “punt 1” en “punt 5” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “ingang” aangeduid (-100% tot +100%).
K1 → gas (gascurve) Deze instelling heeft alleen betrekking op de stuurcurve van de gasservo. Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve (zie vorige bladzijde) kan ook de gascurve door maximaal 5 punten worden vastgelegd. • • • In ieder geval moet in de eindpositie van de gas-/pitchstuurknuppel de carburateur helemaal open zijn (behalve bij de autorotatie, zie bladzijde 74).
K1 → hekrotor (statische koppel-compensatie) Deze mixer is voor de statische koppelcompensatie bedoeld. Controleer eerst, of in het menu “basis-instelling” de juiste draairichting van de hoofdrotor werd ingesteld. Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve (zie vorige bladzijde) kan ook de gascurve door maximaal 5 punten worden vastgelegd.
Ein8 (ingang 8) De instelmogelijkheden van de ze menuregel zijn alleen dan relevant, wanneer een toerenregelaar voor het constant houden van het toerental wordt toegepast. De instellingen moeten dan volgens de handleiding bij het gebruikte systeem worden uitgevoerd.
De basisinstelling Hoewel pitch- en gascurven in de mx-16s zender in grote mate elektronisch kunnen worden ingesteld, moet u alle aansturingen in het model volgens de aanwijzingen in de handboeken bij de helikopter al mechanisch correct worden ingesteld. Ervaren helikoptervliegers willen u zeker graag helpen bij deze afstellingen. De aansturing van de carburateur moet zo zijn ingesteld, dat de carburateur in de volgaspositie nét helemaal open is.
carburateur helemaal open is en de motor optimaal is afgesteld, dan moet u de maximale bladinstelhoek bij een volledige uitslag van de pitchstuurknuppel verkleinen, dus in de positie “punt 5”. Omgekeerd moet de instelhoek vergroot worden, wanneer het toerental van de motor tijdens een stijgvlucht toeneemt. Breng dus in de grafiek van “pitch” de verticale lijn met de pitchknuppel naar punt 5 en verander de waarde daarvan met de rechter tiptoets.
De reparatiekosten van een koppeling of van de motor zijn verwaarloosbaar in vergelijking met de schade, die een onbestuurbaar helikoptermodel met zijn rondslaande bladen kan veroorzaken. Let u er ook op, dat geen andere personen zich in de directe omgeving van de helikopter ophouden. Het omschakelen van de stationaire- naar de vliegpositie met een verhoogd toerental mag niet abrupt plaatsvinden.
Helimixers Instelling autorotatie Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de motor veilig te landen. Ook bij een uitval van de hekrotor is het directe uitzetten van de motor en de landing in de autorotatie de enige mogelijkheid, om een oncontroleerbare, snelle draaiing om de hoogte-as en de daaruit resulterende crash te voorkomen daarom vindt de omschakeling NAAR de autorotatiefase ook zonder vertraging plaats.
Op wedstrijden wordt verwacht, dat de motor helemaal uit is. In de trainingsfase is dit zeker niet aanbevelenswaardig. Stelt u de drossel dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair blijft lopen, om het model op ieder moment weer te kunnen laten doorstarten. hek (statische koppelcompensatie) Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij bij het hoveren het draaimoment van de motor compenseert. Hij veroorzaakt dus in de basis-instelling al een bepaalde stuwkracht.
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers In de beide menu’s “vleugelmixers” en “helimixers” op de voorgaande bladzijden zijn een heel aantal kant-enklare mixers beschreven. De principes van de bediening en de betekenis werden u op bladzijde 61 al uit de doeken gedaan. Hieronder volgt algemenere informatie over de zogenaamde “vrije mixers”.
Vrije mixers Lineair- en curvenmixers Onafhankelijk van het gekozen modeltype staan in elk van de 12 modelgeheugenplaatsen 3 lineaire mixers met de extra mogelijkheid van niet-lineaire stuurcurven ter beschikking. In het eerste deel willen we echter eerst alleen de programmering van de eerste displaybladzijde bespreken. Daarna houden we ons bezig net het vastleggen van mixpercentages de tweede displaybladzijde van dit menu. Principes van de programmering 1.
In dit voorbeeld werden al drie mixers gedefinieerd. De tweede mixer kent u al uit het menu “vleugelmixers” (“rem → HR”). In principe moet u deze voorgeprogrammeerde mixers eerst gebruiken. Wanneer u echter asymmetrische mixpercentages nodig heeft of het mixerneutraalpunt moet verschuiven, dan zet of laat u de voorgeprogrammeerde mixers op “0” en vervangt u ze door een vrije mixer.
• Vanwege het SPCM-protocol kunnen aangesloten servo’s wat minder soepel lopen, wanneer bij mixercombinaties meerdere servo’s parallel via één stuurelement worden aangestuurd. Hierbij gaat het dus niet om een foutief functioneren van de zender of ontvanger. Mixpercentages en mixerneutraalpunt Nadat we tot nu toe de verschillende mixerfuncties hebben uitgelegd, beschrijven we nu het instellen van lineaire en niet-lineaire mixercurven.
Omdat in ons voorbeeld de kleppen hun gesloten resp. ingetrokken positie aan de linker aanslag van de proportionele draaiknop moeten hebben, en het hoogteroer in deze positie ook niet beïnvloed moet worden, moeten we het mixerneutraalpunt precies naar dit punt verschuiven. Draai daarom de draaiknop naar links, als u dit nog niet gedaan had, en kies via de rechter tiptoets STO uit . Druk aansluitend op SELECT..
….. en wissel dan via het symbool *** naar de tweede bladzijde. Hier kiest u met ingedrukte SELECTtoets met de rechter tiptoets de regel “Offs” uit en drukt u dan nog eens op de toets SELECT… afhankelijk van de gekozen schakelaarpositie springt de Offset-waarde op +100% of -100%. Wissel nu met ingedrukte SELECT-toets met de rechter tiptoets naar de regel “uitslag” (“weg”) en stel – nadat u de uitgekozen schakelaar in de mixer-AAN-positie heeft gebracht – het benodigde mixpercentage in. 2.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “SPCM” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst alleen in de SPCM-zendmodus. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instelling” van te voren worden ingevoerd. De SPCM-modulatie betreft alle ontvangers met “smc”in de typeaanduiding (smc-19, smc-20, smc-19 DS, smc20 DS enz.).
mx-16s-programmeertechniek Voorbereidende maatregelen met een vliegtuigmodel als voorbeeld Modellen programmeren in een mx-16s … … is eenvoudiger, dan dat het op het eerste gezicht lijkt! Voorwaarde voor een juiste en snelle programmering is echter, en dat geldt niet alleen voor de mx-16s, maar in principe voor alle programmeerbare zenders, de mechanisch correcte inbouw van alle radiobesturingcomponenten in het model! Uiterlijk bij het aansluiten van de aansturingen moet er daarom op gelet worden, dat de se
wens ontstaan om instellingen uit te breiden resp. aan te vullen. Daarom wordt hier niet altijd de volgorde van de opties aangehouden resp. wordt een bepaalde optie ook meerdere keren genoemd. Uiterlijk nu, direct voor het begin van een modelprogrammering, moet u nadenken over een zinvolle toewijzing van de stuurorganen.
Eerste stappen bij de programmering van een nieuw model Voorbeeld: vliegtuigmodel zonder motoraandrijving Met de programmering van een nieuw model begint men in het menu “modelgeheugen” met het activeren van het ondermenu … “model oproepen” (bladzijde 36) …, kiest dan met de rechter tiptoets een vrije modelgeheugenplaats uit en bevestigt deze met de ENTER- of SELECT-toets.
Opmerking: Mocht er bij een V-staart ”hoog/laag“ en/of “links/rechts” verkeerd om lopen, dan moet u op de aanwijzingen in de tabel op bladzijde 30 letten, rechter kolom. Op dezelfde manier moet u te werk gaan, indien nodig, bij de rolroeren en welfkleppen. De volgende instellingen hebben alleen betrekking op een model met een “normale” staart en “geen (motor)”; voor modellen met een V-staart kunnen de instellingen praktisch ongewijzigd worden overgenomen.
model zichtbaar worden. Zulke verschijnselen treden meestal alleen op bij omhoog gezette rolroeren of in combinatie met een Butterfly-systeem. In ieder geval moet u de instelling op voldoende hoogte uitproberen en eventueel bijstellen. Werden in het menu “basis-instelling” in de regel “rolr. → welfkl.” “2 QR” (2 rolroeren) of “2QR 2WK” uitgekozen … ….
… aanpassen aan de eigen gewoonten en eisen. Met “Dual Rate” wordt de grootte van het stuureffect van de stuurknuppel ingesteld, zie bladzijde 56. Zijn de maximale uitslagen daarentegen in orde, maar zijn alleen de reacties om de neutraalpositie voor fijngevoelig sturen te giftig, dan komt (ook nog) de “Exponential”-functie in actie. Wanneer er ook een externe schakelaar wordt toegewezen, kunt u tijdens het vliegen zelfs tussen 2 Dual-Rate-/Expo-instellingen omschakelen.
Invoegen van een elektro-aandrijving in de modelprogrammering Een elektro-aandrijving kan op verschillende manieren worden ingeschakeld. De eenvoudigste methode, om een elektromotor in de programmering in te voegen, bestaat in het gebruik van de gas-/remknuppel (K1). Omdat deze echter bij de hiervoor beschreven modelprogrammering al voor het remsysteem werd toegepast, is de vanaf bladzijde 92 beschreven omschakelbare oplossing of het gebruik van een alternatief stuurelement nodig.
Controleer eerst, aan welke van de ontvangeruitgangen 5 of hoger u de regelaar wilt aansluiten. Als in het menu “basis-instelling” 2 rolroerservo’s werden ingegeven en u geen speciale functie heeft aangesloten, dan kan dit kanaal 6 worden; werden er 2 rolroer- en 2 welfkleppenservo’s ingevoerd, dan zou kanaal 8 ter beschikking van de regelaar moeten staan, wat we hier ook willen doen. Kies eerst met de rechter tiptoets bij gelijktijdig ingedrukt gehouden SELECT-toets de gewenste regel uit. .
Bedienen van de E-motor en Butterfly met de K1-stuurknuppel (Butterfly als landingshulp: omhoog gezette rolroeren en naar beneden gedraaide welfkleppen) Voorbeeld 4 Voordat we ons gaan bezighouden met de programmering van dit vierde voorbeeld resp. de uitbreiding van de eerder beschreven basis-programmering, nog een paar woorden over de positie van de gas-/remknuppel bij “motor UIT” resp.
Heeft u zich er van overtuigd, dat het effect van de K1-knuppel op de motor “in orde” is, dan moet bij de volgende stap ervoor gezorgd worden, dat diens invloed op de motor zowel aan- als uitgeschakeld kan worden, om alternatief ook het remsysteem te kunnen bedienen. Daarvoor wisselt u naar het menu … “vrije mixers” ( bladzijde 77 … 80) en programmeert u een vrije mixer “K1 → K1”.
naar beneden in (deze kleppenpositie noemt men “kraaienpositie” of “Butterfly”, zie ook bladzijde 64) en wijst u – zoals al eerder beschreven werd – ook de voor het omschakelen benodigde schakelaar toe.
Toepassen van vliegfasen Binnen elk van de 12 modelgeheugen kunnen maximaal 3 verschillende vliegfasen (vliegtoestanden) met van elkaar verschillende instellingen worden geprogrammeerd. Elk van deze vliegfasen kan via een schakelaar worden opgeroepen. Op een eenvoudige manier kunt u zo tussen verschillende instellingen, die voor de diverse vliegtoestanden zoals b.v. thermiek, speed, afstand enz. geprogrammeerd zijn, comfortabel tijdens het vliegen omschakelen.
Afhankelijk van uw instellingen in de regel “rolr./welfkl.” Van het menu “basis-instelling” kunnen bij de “fasentrimming” alleen de kolom “HR”, de kolommen “rolr.” en “HR” of zoals hier boven afgebeeld “WK”, “rolr.” en “HR” in het display zichtbaar zijn. Programmeervoorbeeld: parallel lopende servo’s Soms is er een tweede, parallel lopende servo nodig, wanneer b.v. een tweede hoogteroer of richtingsroer door een aparte servo of één groot roer door twee servo’s tegelijk moet worden aangestuurd.
Programmeervoorbeeld: delta- en staartloos model Wat in het begin van de vleugelmodel-programmering op bladzijde 84 aan algemene opmerkingen over de inbouw en de afstemming van de RC-installatie in een model werd gezegd, geldt natuurlijk ook voor delta- en staartloze modellen! Daarbij horen ook de opmerkingen over het invliegen en het verfijnen van de instellingen tot aan de programmering van vliegfasen.
De welfkleppen-mixers en de welfkleppen-differentiatie verschijnen alleen in de lijst, wanneer u bij het modeltype “delta/staartloos” ook “2 WK” in de regel “rolr./welfkl.” heeft ingevuld. Aanwijzing: Ook wanneer u “2QR. 2 WK”(2 rolroeren 2 welfkleppen) heeft gekozen, heeft de( digitale) trimming van hoogte- en rolroeren alleen effect op rol/hoogte (servo 2 + 3). Wilt u dit omzeilen, dan is het eenvoudiger om uw model zoals hier onder beschreven wordt te programmeren.
In deze vorm bewegen dan bij het bedienen van de hoogteroerstuurknuppel ook de rolroerkleppen evenwijdig, zoals bij welfkleppen.“Tr” zorgt ervoor, dat de hoogteroer-trimhevel effect kan hebben op de desbetreffende mixer. Omdat een ander stuurelement bij deze configuratie niet nodig is, schakelt u de ingang 5 en eventueel ook 6 in de tweede kolom van het menu “instelling stuurelement” weer op “vrij”.
Programmeervoorbeeld: F3A-model F3A-modellen horen tot de categorie van motoraangedreven vleugelmodellen. Ze worden door een verbrandingsmotor of een elektromotor aangedreven. Modellen met een electromotor zijn niet alleen toegestaan in de internationale kunstvluchtklasse F3A, maar ook in de elektrokunstvluchtklasse F5A.
De overige instellingen, zoals in de afbeelding getoond, past u aan naar uw wensen. Eventueel is het noodzakelijk, voor het bedienen van het landingsgestel en de sproeiernaaldverstelling via het menu … “instelling stuurelement” (bladzijde 50) …aan een bepaalde ingang een bijbehorend bedieningselement toe te wijzen; bij voorbeeld voor het landingsgestel één van de AAN/UIT-schakelaars SW 1… 4 aan ingang “E8” en voor de sproeiernaaldverstelling een proportioneel stuurelement, b.v.
rolroeren naar boven uit. Omgekeerd worden bij “gas geven” de rolroer-landingskleppen ingedraaid, om een plotseling weg stijgen van het model te voorkomen. Om het model bij uitgedraaide rolroer-landingskleppen niet te laten stijgen, moet er een beetje “down”hoogteroer bij worden gemixt. Zet dus voor deze beide taken de twee op het volgende display getoonde lineaire mixers: Het activeren van de mixers vindt plaats via één en dezelfde externe schakelaar, b.v. schakelaar nr.
MIX “K1 → HR” De bijbehorende mixwaarden liggen in de regel rond de 5% en moeten ook tijdens het vliegen worden bepaald. 3. Wegdraaien om de lengte-as bij stationair Wordt het gas teruggenomen, dan draait het model misschien bij stationairloop om de lengte-as weg. Met het rolroer moet dan tegengestuurd worden. Eleganter is het echter, om dit effect met een mixer te corrigeren. MIX “K1 → QR” De bijbehorende mixwaarden liggen in de regel rond de 5% en moeten ook tijdens het vliegen worden bepaald.
Programmeervoorbeeld: helikoptermodel In dit programmeervoorbeeld gaan we er van uit, dat u zich al bezig heeft gehouden met de beschrijving van de verschillende menu’s en dat de principes van de bediening u duidelijk zijn. Bovendien moet de helikopter volgens de bijbehorende handleiding mechanisch gezien exact zijn opgebouwd. De elektronische mogelijkheden van de zender zijn er in geen geval voor bedoeld om grove mechanische fouten weg te poetsen.
accu (autopiloot-effect) motor-servo (toerenregelaar bij e-motor) vrij hekrotor-servo (autopiloot-/gyrosysteem) nick-servo roll-1-servo roll-2-servo De mixpercentages en mixrichtingen van de tuimelschijfservo’s voor pitch, roll en nick zijn in het menu … “TS-mixer” (bladzijde 81) al vooringesteld op telkens + 61%.
van de 2-standen-schakelaars van de zender (SW 1 … 4) naar de positie “AAN” brengen. Rechts verschijnt het nummer van de schakelaar (hier b.v. “1”): Deze schakelaar moet zich op de zender op een plaats bevinden, die – zonder een knuppel los te hoeven laten – makkelijk te bereiken is, b.v. boven de pitchknuppel. Aanwijzing: Nadere informatie over deze “nood-uit-schakelaar” vindt u aan het einde van de rechter kolom op de volgende bladzijde.
Wanneer u nu omschakelt naar de autorotatie-fase – onder in het display wordt de naam van de vliegfase “autorot” getoond – verschijnt de “oude” pitchcurve weer. Stel nu dezelfde waarden in als in de normale fase. Alleen bij punt 5 – bij het pitchmaximum - kan de pitchhoek met ongeveer 2° vergroot worden. Daardoor heeft u later (!) bij de autorotatie iets meer instelhoek voor het afvangen van het model.
Schakel eerst weer naar de autorotatie-fase. Ook hier wordt de instelling gedeactiveerd, de hekrotorservo reageert niet meer op pitchbewegingen (wanneer de hoofdrotor niet meer wordt aangedreven ontstaat er immers geen draaimoment). Wanneer de autopiloot (gyro) tóch een gevoeligheids-instelling vanaf de zender bezit, heeft u nog een vrij proportioneel stuurelement nodig, b.v. de INC/DEC-toets CTRL 5.
leraar-/leerling overgeven van alle functies mx-16s als leerlingzender Het door de leerling te sturen model moet compleet, d.w.z. met al zijn functies inclusief de trimming en eventuele mixerfuncties, in een modelgeheugen van de leraarzender ingeprogrammeerd zijn. De stuurfuncties van de leerlingzender moeten zonder tussenschakeling van mixers e.d. direct effect hebben op de stuurkanalen, d.w.z. op de ontvangeruitgangen.
Bedien de toegewezen leraar-/leerling-schakelaar: • • Het leerlingsysteem werkt naar behoren, wanneer er in het display van de leraarzender geen foutmelding verschijnt bij het bedienen van de toegewezen schakelaar. Verschijnt er daarentegen in de basis-aanduiding de melding dan is de verbinding niet correct. Tegelijkertijd klinkt er een waarschuwingssignaal.
leraar-/leerling-kabel: 4179.1 Voor het leraar-/leerling-systeem van de mx-16s in combinatie met een willekeurige, van een DSC-bus voorziene GRAUPNER-zender. 3290.8 Leraar-/leerling-kabel voor de combinatie van een leerlingzender mx-16s met een GRAUPNER-leraarzender met leraarbus van het opto-elektrische systeem. 3290.9 Leraar-/leerling-kabel voor de combinatie van een leraarzender mx-12 resp. mx-16s met een GRAUPNER-leerlingzender met leerlingbus van het opto-elektrische systeem.
Toegelaten frequenties in de verschillende landen van de EU Het gebruik van een radiobesturinginstallatie is alleen op de in het desbetreffende EU-land nationaal toegelaten frequenties/kanalen toegestaan. Let op de wettelijke verordeningen. Het gebruik van een radiobesturinginstallatie op daarvan afwijkende frequenties/kanalen is verboden.
Wij geven op dit product een garantie van 24 maanden De Fa. Graupner GmbH &Co. KG, Henriettenstraße 94-96, 73230 Kircheim / Teck verleent vanaf de datum van aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garantie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of onvakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie uitgesloten.