Operation Manual

NEDERLANDS
72
SPECIALE INSTELLINGEN
------------------------------------------------------------------------------------
Gebruikermodus
U kunt de richting van de satellietantenne voor
elke individuele satelliet aanpassen. Deze instel-
lingen kunnen worden opgeslagen zodat de an-
tenne later gemakkelijk volgens alle opgeslagen
richting kan worden ingesteld.
1 Kies »Gebr.modus« met »
V
« of »
Λ
« en druk
op
»OK«
om te bevestigen.
Het menu »GEBR.MODUS« wordt weerge-
geven.
2 Kies de gewenste optie met »
V
« of »
Λ
«.
»Satelliet«: »Druk op
OK
«, kies een satel-
liet met »
<
«, »
>
«, »
V
« of »
Λ
« en druk op
»OK«
om te bevestigen.
»Transponder«: »Druk op
OK
«, selecteer
de transponder waarvan het signaal wordt
ontvangen met »
<
«, »
>
«, »
V
« of »
Λ
« en
druk op
»OK«
om te bevestigen.
»Bewegingsmodus«: Gebruik »
<
« of »
>
«
om de optie »Discreet« of »Continu« te
kiezen.
»Discreet«: Beweegt de antenne
stapsgewijs van west naar oost.
»Continu«: Beweegt de antenne doorlo-
pend naar het westen of het oosten.
»Stapgr.«: Gebruik »
<
« of »
>
« om het
aantal stappen waarin de antenne moet
draaien te selecteren. »Stapgr.« is alleen
actief wanneer »Transportmodus« werd in-
gesteld op »Discreet«.
»Motor bew.«: Richt de antenne op de
geselecteerde satelliet. Gebruik »
<
« de
antenne op lijn te brengen naar »west«,
gebruik »
>
« om de antenne op lijn te bren-
gen naar »oost«.
»Ga nr opgesl. positie«: Richt de antenne
naar een opgeslagen satellietpositie. Er
kunnen tot 50 posities worden opgesla-
gen. »Druk op
OK
« en kies vervolgens
de opgeslagen positie met »
<
« of »
>
«.
Druk op »

« (green) om te bevestigen
de antenne wordt op lijn gebracht met de
opgeslagen positie.
»Opgesl. positie opslaan«: De huidige an-
tennerichting wordt opgeslagen.
3 Druk op »MENU« om instellingen te verlaten.
Expertmodus
U kunt het bereik van de antenne beperken of de
antenne resetten.
1 Kies »Installatiemodus« met »
V
« of »
Λ
« en
druk op
»OK«
om te bevestigen.
Het menu »INSTALLATIEMODUS« wordt
weergegeven.
2 Kies de gewenste optie met »
V
« of »
Λ
«.
»Limietpositie«: Bepaalt het bereik waarin
de antenne mag bewegen. Gebruik »
<
«
om de westelijke limiet in te stellen en »
>
«
om de oostelijke limiet in te stellen.
»Motor bew.«: Richt de antenne op de
geselecteerde satelliet. Gebruik »
<
« de
antenne op lijn te brengen naar »west«,
gebruik »
>
« om de antenne op lijn te bren-
gen naar »oost«.
»Ga nr opgesl. positie«: Druk op
»OK«
om
de huidige antennepositie op te slaan.
»Opgesl. positie opslaan«: Richt de an-
tenne met het referentiepunt van de posi-
tioneerder.
»Reset DiSEqC 1.2 Lim.«: Reset de limiet-
positie van de antenne.