Operation Manual
23
Controleer of de valschacht tussen het
reservoir en de brander vrij is.
Reinig de brander.
Controleer of er een werkende dampkap in de
buurt is.
Zorg ervoor dat een ruit op een kier geopend
is om verse-luchttoevoer te verzekeren.
Contacteer een technicus.
F. Uitschakeling door te hoge rookgas-
temperatuur in “Heating”-modus (22)
Oorzaak:
• De hoogst toegelaten rookgastemperatuur
werd overschreden.
De volgende omstandigheden kunnen hiertoe leiden:
• Er werd te veel brandstof aangevoerd in de
brander.
• Rookgastemperatuursensor defect.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
G. Uitschakeling, deur verbrandingskamer open
(6) of (9)
Oorzaak:
• De deur is langer dan 1 minuut open tijdens
werking.
• De demper onderaan de deur zit niet op zijn
juiste plaats.
• Kabel van de elektrische bekabeling naar
deurcontactschakelaar gebroken.
• Stekker van deurcontactschakelaar is los.
Oplossing:
Sluit de deur.
Plaats de demper onderaan de deur op zijn
juiste plaats, zodat de deurschakelaar kan
werken.
Controleer de deurcontactschakelaar, kabel
en verbindingsklem.
H. Onderbreking rookgassensor (7)
Oorzaak:
• Rookgastemperatuursensor defect of niet
aangesloten.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
I. Kortsluiting rookgassensor (8)
Oorzaak:
• Rookgastemperatuursensor defect.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
J. Onderbreking kamertemperatuursensor (11)
Oorzaak:
• Kamertemperatuursensor defect of niet
aangesloten.
Oplossing:
• Contacteer een technicus.
K. Kortsluiting kamertemperatuursensor (12)
Oorzaak:
• Kamertemperatuursensor defect of niet
aangesloten.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
L. Onderbreking vlamtemperatuursensor (23)
Oorzaak:
• Vlamtemperatuursensor defect of niet
aangesloten.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
M. Rookgasventilator kan doeltoerental niet
bereiken (15)
Oorzaak:
• De rookgasventilator draait niet aan het juiste
toerental
De volgende omstandigheden kunnen hiertoe leiden:
Rookgasventilator defect.
Verbindingskabel van de toerentalsensor
(Hallsensor) is gebroken of slecht contact aan
de aansluitklem van deze kabel.
Stroomvoorziening naar de ventilatormotor
onderbroken.
Oplossing:
Contacteer een technicus.
N. Geen verbinding met printplaat – Controleer
kabel (17)
Oorzaak:
• De verbinding tussen de centrale eenheid en
het bedieningspaneel is onderbroken.
De volgende omstandigheden kunnen hiertoe leiden:
• Verbindingskabel tussen bedieningspaneel
en centrale eenheid is niet aangesloten.
• Verbindingskabel is beschadigd.
Oplossing:
Controleer of de verbindingskabel
aangesloten is op beide eenheden, de
centrale eenheid en het bedieningspaneel.
Contacteer een technicus.
O. Uitschakeling na stroomonderbreking (18)
Oorzaak:
• Een veiligheidsuitschakeling is in werking
getreden na een stroomonderbreking.
Oplossing:
Doe de foutmelding op het bedieningspaneel
weg en herstart het toestel.