Operation Manual

124
4.2 Informatie over de programmering
Subprogramma's, expertprogramma's
Subprogramma's worden voor de contourprogrammering of
programmering van de bewerking gebruikt.
In het subprogramma zijn overdrachtparameters als variabelen
beschikbaar. U kunt de aanduiding van de overdrachtparameters
vastleggen (zie "Programmadeel SUBPROGRAMMA" op
bladzijde 148).
In het subprogramma zijn de lokale variabelen #256 t/m #285 voor
interne berekeningen beschikbaar.
Subprogramma’s worden maximaal 6 keer genest. Met "nesten"
wordt bedoeld dat een subprogramma een ander subprogramma
oproept etc.
Als een subprogramma meermaals moet worden uitgevoerd, geeft u
in parameter "Q" de herhalingsfactor op.
De CNC PILOT maakt onderscheid tussen lokale en externe
subprogramma's.
Lokale subprogramma's en het NC-hoofdprogramma staan in het
hetzelfde bestand. Alleen het hoofdprogramma kan het lokale
subprogramma oproepen.
Externe subprogramma's worden in afzonderlijke bestanden
opgeslagen en door willekeurige NC-hoofd- of andere NC-
subprogramma's opgeroepen.
Expertprogramma's
Expertprogramma's zijn op de machineconfiguraties afgestemde
subprogramma's voor het uitvoeren van complexe processen (bijv.:
werkstukoverdracht bij de complete bewerking). De
expertprogramma's worden meestal door de machinefabrikant
geleverd.
Vertaling van NC–programma's
Let er bij de variabelenprogrammering en de operator-communicatie
op dat de CNC PILOT het volledige NC-programma vóór de
programma-afloop vertaalt.
De CNC PILOT onderscheidt:
#-variabelen die bij de vertaling van het NC-programma worden
berekend
V-variabelen die ten behoeve van de runtime (d.w.z. bij de
uitvoering van de NC-regel) worden berekend
In-/uitvoer tijdens de vertaling van het NC-programma
In-/uitvoer tijdens de uitvoering van het NC-programma