Operation Manual
HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 147
4.4 Programmadeel-aanduiding
Programmadeel BEWERKT WERKSTUK
In het programmadeel BEWERKT WERKSTUK wordt de contour van
het bewerkte werkstuk beschreven. In het programmadeel BEWERKT
WERKSTUK gebruikt u nog meer programmadeel-aanduidingen, zoals
VOORKANT, MANTEL, etc.
Programmadeel HULPCONTOUR
In het programmadeel HULPCONTOUR kunnen hulpcontouren van de
te draaien contour worden beschreven.
Programmadeel VOORKANT
In het programmadeel VOORKANT beschrijft u de contouren aan de
voorkant.
Programmadeel ACHTERKANT
In het programmadeel ACHTERKANT beschrijft u de contouren aan de
achterkant.
Programmadeel MANTEL
In het programmadeel MANTEL beschrijft u mantelvlakcontouren.
Programmadeel BEWERKING
In het programmadeel BEWERKING programmeert u de
werkstukbewerking. Deze aanduiding moet aanwezig zijn.
Aanduiding EINDE
Met de aanduiding EINDE wordt het NC-programma beëindigd. Deze
aanduiding moet worden geprogrammeerd, ze vervangt M30.
Parameters
Z Positie van de contour aan de voorkant
Parameters
Z Positie van de contour aan de achterkant
Parameters
X Referentiediameter van de mantelvlakcontour