Operation Manual
150
4.6 Basiselementen van te draaien contour
4.6 Basiselementen van te draaien
contour
Startpunt te draaien contour G0–Geo
Met G0 wordt het beginpunt van een te draaien contour vastgelegd.
Baan te draaien contour G1–Geo
Met G1 wordt een baan in een te draaien contour vastgelegd.
Voorbeeld: G0-Geo
. . .
BEWERKT WERKSTUK
N2 G0 X30 Z0 [startpunt contour]
N3 G1 X50 B-2
N4 G1 Z-40
N5 G1 X65
N6 G1 Z-70
. . .
Parameters
X Beginpunt contour (diametermaat)
Z Beginpunt contour
Parameters
X Eindpunt contourelement (diametermaat)
Z Eindpunt contourelement
A Hoek t.o.v. rotatie-as (hoekrichting: zie helpscherm)
Q Snijpunt. Eindpunt wanneer de baan een cirkelboog snijdt
(default: 0):
Q=0: snijpunt dichtbij
Q=1: snijpunt op afstand
B Afkanting/afronding. Legt de overgang naar het volgende
contourelement vast. Programmeer het theoretische eindpunt,
wanneer u een afkanting/afronding opgeeft.
Geen invoer: tangentiële overgang
B=0: niet-tangentiële overgang
B>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
E Speciale aanzet voor afkanting/afronding bij
nabewerkingscyclus (default: 1)
Speciale aanzet = actieve aanzet * E (0 < E <= 1)