Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 171
4.9 C-ascontouren – basisprincipes
4.9 C-ascontouren – basisprincipes
Positie van de te frezen contouren
In de programmadeel-aanduiding legt u het referentievlak of de
referentiediameter vast. De diepte en positie van een te frezen
contour (kamer, eiland) legt u als volgt in de contourdefinitie vast:
met diepte P in de vooraf geprogrammeerde G308
alternatief bij figuren: cyclusparameter diepte P
Het voorteken van "P" bepaalt de positie van de te frezen contour:
P<0: kamer
P>0: eiland
X: referentiediameter uit de programmadeel-aanduiding
Z: referentievlak uit de programmadeel-aanduiding
P: "diepte" uit G308 of uit cyclusparameter
Contouren in meer vlakken (hiërarchisch geneste contouren):
Een vlak begint met G308 en eindigt met G309.
Met G308 wordt een nieuw referentievlak/nieuwe
referentiediameter vastgelegd. De eerste G308 neemt het in de
programmadeel-aanduiding vastgelegde referentievlak over. Met
elke volgende G308 wordt een nieuw vlak vastgelegd. Berekening:
nieuw referentievlak = referentievlak + P (uit vorige G308)
Met G309 wordt naar het vorige referentievlak teruggeschakeld.
Begin kamer/eiland G308-Geo
Met G308 wordt een nieuw referentievlak/nieuwe referentiediameter
bij hiërarchisch geneste contouren vastgelegd.
Einde kamer/eiland G309-Geo
Positie van de te frezen contour
Programmadeel P Oppervlak Freesbodem
VOORKANT P<0
P>0
Z
Z+P
Z+P
Z
ACHTERKANT P<0
P>0
Z
Z–P
Z–P
Z
MANTEL P<0
P>0
X
X+(P*2)
X+(P*2)
X
Met de vlakfreescycli wordt het in de contourdefinitie
beschreven vlak gefreesd. Met eilanden binnen dit vlak
wordt geen rekening gehouden.
Parameters
P Diepte bij kamers, hoogte bij eilanden