Operation Manual
188
4.11 Mantelvlakcontouren
Patroon lineair mantelvlak G411-Geo
Met G411 wordt een lineair boor- of figuurpatroon op het mantelvlak
vastgelegd. G411 werkt op de in de volgende regel vastgelegde
boring/figuur (G310..315, G317).
Parameters
Q Aantal figuren (default: 1)
Z Beginpunt
C Beginpunt (starthoek)
CY Beginpunt als "baanmaat"; referentie: manteluitslag bij
"referentiediameter"
K Eindpunt
Ki Afstand tussen figuren in Z-richting
W Eindpunt (eindhoek)
Wi Hoekafstand tussen figuren
A Hoek t.o.v. Z-as; (default:0°)
R Totale patroonlengte
Ri Afstand tussen figuren (patroonafstand)
Bij de programmering van "Q, Z en C" worden de
boringen/figuren gelijkmatig langs de omtrek verdeeld.
Programmeer de boring/figuur in de volgende regel
zonder middelpunt.
De freescyclus roept de boring/figuur in de volgende
regel op, niet de patroondefinitie.