Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 215
4.20 Contourgerelateerde draaicycli
4.20 Contourgerelateerde draaicycli
Met contourgerelateerde cycli werken
Regelverwijzingen bepalen:
Contourweergave activeren:
U Softkey indrukken of menu-item "Grafische weergave"
kiezen
U Cursor op invoerveld "NS" of "NE" plaatsen
Naar grafisch venster omschakelen:
U Softkey VERDER indrukken
Contourelement kiezen:
U Contourelement met "pijl naar links/rechts" kiezen
U Met "pijl omhoog/omlaag" gaat u van de ene naar de
andere contour (ook contouren aan de voorkant etc.)
U Regelnummer van het contourelement met ENTER
overnemen
Snijkantbegrenzing
De gereedschapspositie vóór de cyclusoproep is bepalend voor de
uitvoering van een snijkantbegrenzing. De CNC PILOT verspaant het
materiaal aan de zijde van de snijkantbegrenzing waar het
gereedschap zich vóór de cyclusoproep bevindt.
Voorbewerken langs G810
Met G810 wordt het met "NS, NE" beschreven contourgedeelte van
"NS naar NE" verspaand. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meer
gedeeltes onderverdeeld (bijv.: bij terugvallende contouren).
Wanneer op "pijl omhoog/omlaag" wordt gedrukt, houdt de
CNC PILOT ook rekening met contouren die niet op het
beeldscherm worden getoond.
0
2
H
1
W
A
K
X
Z
P
I
Z
Ø
X
Ø
Parameters
NS Beginregelnummer (begin van het contourgedeelte)
NE Eindregelnummer (einde van het contourgedeelte)
NE niet geprogrammeerd: het contourelement NS wordt in
contourdefinitierichting bewerkt.
NS=NE geprogrammeerd: het contourelement NS wordt
tegengesteld aan de contourdefinitierichting bewerkt.
P Maximale aanzet
I Overmaat in X-richting (diametermaat) – (default: 0)
K Overmaat in Z-richting (default: 0)