Operation Manual
368
5.1 De werkstand Simulatie
Weergaven voor contouren: indien er in het NC-programma meer
contouren zijn vastgelegd, worden bij de simulatie de desbetreffende
contoursymbolen weergegeven.
Keuze van een contour
U "Instel > Contourselectie" kiezen. De simulatie opent de dialoogbox
"Contourselectie".
U In het veld "Geselecteerde contour" de gewenste contour instellen
Nulpuntverschuivingen
In de dialoogbox "Contourselectie" (menu-item "Instel >
Contourselectie") kunt u instellen of bij de simulatie rekening moet
worden gehouden met nulpuntverschuivingen. Als alternatief klikt u
met het touchpad op het symbool "Nulpuntverschuivingen" om de
instelling te wijzigen.
Wanneer u gebruikmaakt van de programmadeel-aanduiding
CONTOUR en G99, dan geldt onafhankelijk van de status van de
nulpuntverschuiving:
het werkstuk (de contour) wordt op de in CONTOUR vastgelegde
positie weergegeven
G99 X.. Z.. verschuift het werkstuk naar een nieuwe positie
Contoursymbolen
Informatie over de contoursymbolen:
Qn (n: 1..4): contour n
Positie van het coördinatensysteem
Het symbool van de gekozen contour is
gemarkeerd
In het simulatievenster wordt het
coördinatensysteem van de gekozen contour
weergegeven.
Nulpuntverschuivingen meeberekenen:
het machinenulpunt is het referentiepunt voor de
positionering van contouren en voor de verplaatsingen
nulpuntverschuivingen worden meeberekend
Nulpuntverschuivingen niet meeberekenen:
het werkstuknulpunt is het referentiepunt voor de
verplaatsingen
nulpuntverschuivingen worden genegeerd
Met een wijziging van de status wordt pas bij een nieuwe
start van de simulatie rekening gehouden. De symbolen
worden "kleurloos" weergegeven zolang er nog geen
rekening is gehouden met de gewijzigde instelling.