Operation Manual
400
6.3 Werkstukbeschrijving
6.3 Werkstukbeschrijving
U maakt een contour door achtereenvolgens de afzonderlijke
contourelementen in te voeren. U kunt de contourelementen
absoluut, incrementeel, cartesiaans of polair beschrijven. Meestal
voert u de gegevens in zoals ze in de tekening zijn gedimensioneerd.
TURN PLUS berekent ontbrekende coördinaten, snijpunten,
middelpunten, etc., voor zover dit rekenkundig mogelijk is. Wanneer
er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u de uitvoerbare varianten
bekijken en de door u gewenste oplossing selecteren.
De onderstaande contouren kunnen worden geïmporteerd, als ze in
DXF-formaat beschikbaar zijn (zie "DXF-contouren importeren" op
bladzijde 462):
Onbewerkte werkstukken
Bewerkte werkstukken
Aaneengesloten contouren
Te frezen contouren
Invoer van contour van onbewerkt werkstuk
Onbewerkte werkstukken moeten als volgt worden beschreven:
Standaardvormen (staf/pijp): met macro's voor onbewerkte
werkstukken
Ingewikkelde onbewerkte werkstukken: beschrijving conform
bewerkt werkstuk
Giet- of smeedstukken: worden uit het bewerkte werkstuk en de
overmaat gegenereerd
Meer informatie:
zie "Contouren onbewerkt werkstuk" op bladzijde 406
zie "Attributen van onbewerkt werkstuk" op bladzijde 474
Invoer van contour van onbewerkt werkstuk
"Werkstuk > Onbew. werkstuk > Staf" (".. > Pijp" of ".. > Gietstuk")
kiezen.
Maten van het onbewerkte werkstuk resp. overmaat invoeren.
De CNC PILOT toont het onbewerkte werkstuk.
ESC-toets indrukken: terug naar het hoofdmenu