Operation Manual

404
6.3 Werkstukbeschrijving
Invoer van de C-ascontouren
Standaardvormen worden met figuren, regelmatig gerangschikte
lineaire of ronde figuren of boringen in patronen vastgelegd.
Ingewikkelde contouren kunnen met de basiselementen baan en
boog worden beschreven.
Patroon
Lineaire gatenpatronen (boorpatronen)
Ronde gatenpatronen (boorpatronen)
Lineaire figuurpatronen (te frezen contouren)
Ronde figuurpatronen (te frezen contouren)
Figuren
Cirkel (volledige cirkel)
rechthoek
Veelhoek
Lineaire sleuf
Ronde sleuf
De patronen en figuren positioneert u
op het kopvlak (C-asbewerking)
Mantelvlak (C-asbewerking)
Achterkant (C-asbewerking)
In te voeren vlak kiezen
Bij de definitie van een C-ascontour kiest u eerst "In te voeren vlak"
(kopvlak, mantelvlak, achterkant). Volg daarbij de hieronder
beschreven procedure.
1e venster opnieuw selecteren (het staat nog niet op het
beeldscherm):
U Venster "Te draaien contour" selecteren
U Uit het submenu "Patroon" of "Figuren" het patroon/de
figuur selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox
"In te voeren vlak kiezen".
U In te voeren vlak selecteren. TURN PLUS maakt het
bijbehorende venster
2e venster selecteren (het staat al op het beeldscherm, maar is niet
geactiveerd):
U Met "PgUp/PgDn" het venster selecteren.
Beschrijf de te draaien contour volledig voordat u de
contouren voor de C-asbewerking vastlegt.