Operation Manual
478
6.12 Attributen toewijzen
Bewerkingsattribuut "Schroefdraad snijden"
Met het bewerkingsattribuut worden de details van een
schroefdraadbewerking vastgelegd.
Bewerkingsattribuut "Schroefdraad snijden" toewijzen:
U "Attributen > Bewerkingsattribuut" > Schroefdraad snijden" in het
menu Bew. werkstuk kiezen
U Schroefdraad selecteren TURN PLUS opent de dialoogbox
"Schroefdraad snijden".
U Schroefdraadparameters vastleggen
Parameters
B Aanlooplengte
Geen invoer: de CNC PILOT bepaalt de lengte aan de hand
van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.
Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de CNC PILOT
maakt gebruik van de "schroefdraadaanlooplengte" uit
bewerkingsparameter 7.
P Overlooplengte
Geen invoer: de CNC PILOT bepaalt de lengte aan de hand
van de ernaast liggende draaduitlopen of insteken.
Geen invoer, geen draaduitloop/insteek: de CNC PILOT
maakt gebruik van de "schroefdraaduitlooplengte" uit
bewerkingsparameter 7.
C Starthoek wanneer het begin van de schroefdraad ten opzichte
van niet-rotatiesymmetrische contourelementen is
gedefinieerd
I Maximale aanzet
V Aanzetmethode
V=0 (constante doorsnede): constante spaandoorsnede bij
alle snedes.
V=1: constante aanzet
V=2 (restsnede-opdeling): als er na de deling
schroefdraaddiepte/aanzet een rest overblijft, geldt deze
"rest" voor de eerste aanzetbeweging. De "laatste snede"
wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede opgedeeld.
V=3 (EPL-methode): aanzet wordt uit spoed en toerental
berekend.
H Wijze van verspringing van de afzonderlijke aanzetbewegingen
om te zorgen voor een vloeiend verloop van de draadflanken
H=0: zonder verspringing
H=1: verspringing vanaf de linkerzijde
H=2: verspringing vanaf de rechterzijde
H=3: verspringing afwisselend rechts/links
Q Aantal lege snedes na de laatste snede (om de snijdruk in de
draadkern te verminderen)