Operation Manual

484
6.12 Attributen toewijzen
Bewerkingsattribuut "Scheidingspunt"
Met het attribuut wordt een positie op de contour als "scheidingspunt"
vastgelegd.
Scheidingspunten worden voor de asbewerking of bewerking in meer
opspanningen gebruikt.
"Scheidingspunt" toewijzen:
U "Attributen > Scheidingspunt" in het menu Bew. werkstuk kiezen
U Contourelement selecteren. TURN PLUS opent de dialoogbox
"Scheidingspunt".
U De exacte positie van het scheidingspunt vastleggen (eindpunt van
het element of positie op het element). Als alternatief kunt u een
vastgelegd scheidingspunt wissen.
Attribuut "Niet bewerken"
Het attribuut "Niet bewerken" wordt door de AAG verwerkt. Het effect
is afhankelijk van het type bewerking:
Voorbewerken: het attribuut wordt alleen bij het eerste/laatste
element van een binnen-/buitencontour verwerkt. Vormelementen
worden niet bewerkt.
Nabewerken: gemarkeerde elementen worden niet nabewerkt.
Voorboren: met het attribuut wordt geen rekening gehouden.
Insteken: gemarkeerde insteken worden niet bewerkt.
Bewerking van de schroefdraad: gemarkeerde
schroefdraadelementen worden niet nabewerkt en er wordt geen
schroefdraad getapt.
Centrisch boren: gemarkeerde boringen (vormelementen) worden
niet geboord.
Boren: gemarkeerde boringen voor de C-/Y-bewerking worden niet
bewerkt.
Frezen: gemarkeerde freescontouren voor de C-/Y-bewerking
worden niet bewerkt.
Parameters
Positie
Wissen: wist het bestaande scheidingspunt. De verdeling
van het contourelement blijft bestaan.
1. in eindpunt: scheidingspunt is het eindpunt van het element
2. op element: scheidingspunt ligt op het element
X X-positie van het scheidingspunt
Z Z-positie van het scheidingspunt