Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 485
6.12 Attributen toewijzen
Attribuut "Niet bewerken" aan elementen van de te draaien
contour toewijzen:
U "Attributen > Aanzet/ruwheid" > Niet bewerken" in het menu Bew.
werkstuk kiezen
U Complete contour, een contourgedeelte of afzonderlijke
contourelementen selecteren (zie "Selecties" op bladzijde 452)
U TURN PLUS kent het attribuut toe
Attribuut "Niet bewerken" aan een C-/Y-ascontour toewijzen:
U Venster voor-/achterkant of mantelvenster activeren
U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren (of Frezen) > Niet
bewerken" in het menu Bew. werkstuk kiezen
U Te boren of te frezen contour selecteren
U TURN PLUS kent het attribuut toe
Bewerkingsattributen wissen
U kunt bewerkingsattributen van boringen en te frezen contouren
wissen.
Bewerkingsattribuut "Boren" wissen:
U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Boren > Boorattributen wissen"
in het menu Bew. werkstuk kiezen
U Boring selecteren
U TURN PLUS wist de bewerkingsattributen van deze boring
Bewerkingsattribuut "Frezen" wissen:
U "Attributen > Bewerkingsattribuut > Frezen > Freesattributen
wissen" in het menu Bew. werkstuk kiezen
U Te frezen contour selecteren
U TURN PLUS wist de bewerkingsattributen van deze te frezen
contour