Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 559
6.18 Bewerkingsinstructies
Contoursteken, steekdraaien
De snijkantradius moet kleiner zijn dan de kleinste binnenradius van
de te steken contour, maar >= 0,2 mm. TURN PLUS bepaalt de
breedte van de steekbeitel aan de hand van de te steken contour:
De te steken contour bevat asparallelle bodemelementen met
radiussen aan beide zijden: SB <= b + 2*r (verschillende radiussen:
kleinste radius).
De te steken contour bevat asparallelle bodemelementen zonder
radiussen resp. een radius aan slechts één zijde: SB <= b
De te steken contour bevat geen asparallelle bodemelementen: de
breedte van de steekbeitel wordt aan de hand van de
steekbeitelbreedtedeler (bewerkingsparameter 6 – SBD) bepaald.
Afkortingen:
SB: breedte van de steekbeitel
b: breedte van het bodemelement
r: Radius
Boren
AAG bepaalt de gereedschappen aan de hand van de
boringgeometrie. Voor centrische boringen maakt TURN PLUS
gebruik van vaste gereedschappen.
Snijwaarden, koelmiddel
TURN PLUS bepaalt de snijwaarden aan de hand van
het materiaal (programmakop)
het snijmateriaal (gereedschapsparameters)
de bewerkingswijze (gekozen hoofdbewerking bij IAG;
hoofdbewerking uit de bewerkingsvolgorde bij AAG).
De vastgestelde waarden worden met de gereedschapsafhankelijke
correctiefactoren vermenigvuldigd (zie "Technologie-database" op
bladzijde 647 en zie "Informatie over gereedschapsgegevens" op
bladzijde 628).
Bij het voor- en nabewerken geldt het volgende:
hoofdaanzet bij toepassing van de hoofdsnijkant
nevenaanzet bij toepassing van de hulpsnijkant
Bij freesbewerkingen geldt het volgende:
hoofdaanzet bij bewerkingen in het freesvlak
nevenaanzet bij aanzetbewegingen
Bij draadsnij-, boor- en freesbewerkingen wordt de snijsnelheid in een
toerental omgezet.
Koelmiddel: afhankelijk van materiaal, snijmateriaal en
bewerkingswijze in de technologie-database, legt u vast of er met of
zonder koelmiddel wordt gewerkt.