Operation Manual

56
2.4 Begripsverklaring
2.4 Begripsverklaring
MP: Met machineparameters (MP) wordt de besturing aan de
machine aangepast, worden instellingen uitgevoerd, etc.
Cursor: In lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,
een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze "markering" wordt
cursor genoemd.
Cursortoetsen: Met de "pijltoetsen" en de toetsen "PgUp/PgDn" of
het touchpad verplaatst u de cursor.
Navigeren: In lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om
de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of
wissen. U "navigeert" door de lijst.
Actieve/niet-actieve functies, menu-items: Functies of softkeys
die op dit moment niet kunnen worden gekozen, worden "kleurloos"
weergegeven.
Dialoogbox: Andere naam voor een invoervenster.
Bewerken: Het wijzigen, aanvullen en wissen van parameters,
commando’s etc. in de programma’s, gereedschapsgegevens of
parameters wordt "bewerken" genoemd.
Default-waarde: Wanneer aan parameters van DIN-commando’s of
andere parameters vooraf waarden zijn toegekend, spreken wij van
"default-waarden".
Byte: De capaciteit van disks wordt in "byte" aangegeven. Omdat de
CNC PILOT van een harde schijf is voorzien, wordt de
programmalengte (bestandslengte) ook in byte aangegeven.
Extensie: Bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke "naam" en de
"extensie". De naam en extensie zijn door een "." van elkaar
gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.
Voorbeelden:
"*.NC"DIN-programma's
"*.NCS"DIN-subprogramma's
"*.MAS"Machineparameters