Operation Manual
HEIDENHAIN CNC PILOT 4290 565
6.18 Bewerkingsinstructies
Veiligheidszones voor de boor- en freesbewerking
TURN PLUS bewerkt te boren en te frezen contouren op de
eindvlakken (voor- en achterkant) onder volgende voorwaarden:
de (horizontale) afstand tot het eindvlak moet > 5 mm bedragen, of
de afstand tussen spanmiddel en te boren/te frezen contour moet >
SAR bedragen
(SAR: zie bewerkingsparameter 2).
Als de as aan spilzijde in klauwen is ingespannen, houdt TURN PLUS
rekening met de snijkantbegrenzing (SB).
Bewerkingsinstructies
Klauwplaatspanning aan spilzijde: Het onbewerkte werkstuk in
het spanbereik moet voorbewerkt zijn. Op basis van de
snijkantbegrenzing zouden anders geen zinvolle
bewerkingsstrategieën kunnen worden gegenereerd.
Stafbewerking: TURN PLUS regelt niet de staflader en beweegt
niet de losse kop en bril. De bewerking tussen spantang en
centerpunt met zetten van het werkstuk wordt niet ondersteund.
Dwarsbewerking
Let erop dat de bij "Bewerkingsvolgorde" ingevoerde gegevens
voor het complete werkstuk gelden, ook voor de dwarsbewerking
van de aseinden.
De AAG bewerkt niet het binnengedeelte aan de achterkant. Als
de as aan spilzijde met klauwen is ingespannen, wordt de
achterkant niet bewerkt.
Langsbewerking: eerst wordt de voorkant en vervolgens de
achterkant bewerkt.
Voorkomen van botsingen: wanneer bewerkingen niet zonder
botsingen worden uitgevoerd, kunt u:
het terugtrekken van de losse kop, het plaatsen van de bril, etc.
achteraf in het DIN PLUS-programma aanvullen.
door het achteraf invoegen van snijkantbegrenzingen in het DIN
PLUS-programma botsingen voorkomen.
de automatische bewerking in AAG door toewijzing van het
attribuut "niet bewerken" of door opgave van de
"bewerkingsplaats" in de bewerkingsvolgorde verhinderen.
het onbewerkte werkstuk met overmaat = 0 vastleggen. Dan
vervalt de bewerking aan de voorkant (voorbeeld: afgekorte en
gecentreerde assen).