Operation Manual

116 Werkstand Machine
3.9 Werkstand "Programma-uitvoering"
Programma-uitvoering
Het geladen Teach-in-/DIN-programma wordt uitgevoerd, wanneer u
op Cyclusstart drukt. Cyclusstop stopt op ieder moment de
bewerking.
Tijdens het programma-verloop staat de cursor op de cyclus of DIN-
regel die op dat moment wordt uitgevoerd. Bij Teach-in-programma's
ziet u de parameters van de lopende cyclus in het invoervenster
U kunt het programma-verloop met de in de tabel opgenomen
softkeys beïnvloeden.
Softkeys
Teach-in- of smart.Turn-programma
selecteren
Teach-in-programma:
Aan: cycli tot de volgende te
bevestigen gereedschapswissel
uitvoeren
Uit: stop na elke cyclus. Start van de
volgende cyclus met Cyclusstart
smart.Turn-programma:
Aan: ononderbroken programma-
uitvoering
Uit: stop vóór "M01-functie"
Aan: stop na elke verplaatsing
(basisregel). Start van de volgende
verplaatsing: Cyclus-start.
(Advies:regel voor regel gebruiken in
combinatie met basisregeluitlezing.)
Uit: cycli/DIN-functies ononderbroken
uitvoeren
Invoeren van gereedschapscorrecties of
additieve correcties zie "Correcties tijdens
de uitvoering van het programma." op
pagina 117
Grafische simulatie inschakelen
Aan: verplaatsings- en
schakelcommando's in "DIN-formaat"
weergeven (basisregels).
Uit: Teach-in- of DIN-programma
weergeven
De cursor springt naar de eerste regel van
het Teach-in- of DIN-programma.
In het menu Verloop\> menu-item Aantal stuks kunt u in
de parameter MP een ingesteld aantal stuks vastleggen
(machineafhankelijke functie). U kunt het programma dan
nog slechts afwerken totdat dit aantal stuks is bereikt. De
besturing komt dan met een melding en staat geen
verdere bewerking meer toe. Met de softkey Aantal stuks
wissen kunt u de werkstukteller terugzetten.
in het invoerveld P kunt u ook een werkelijk aantal stuks
instellen, wanneer u bijv. al een bepaald aantal delen hebt
geproduceerd.
In het menu Verloop \> menu-item Uitschakelniveaus kunt
u met de parameter NR de in het programma
gedefinieerde uitschakelniveaus instellen/activeren.
Voordat u de uitschakelniveaus kunt instellen/activeren,
moet u deze in het programma definiëren (zie
gebruikershandboek smart.Turn- en DIN-programmering).
Als u in de parameter NR de waarde "2" invoert en op de
softkey Opslaan drukt, wordt het uitschakelniveau 2 door
de besturing ingesteld/geactiveerd en wordt het
weergaveveld (zie "Weergave van machinegegevens" op
pagina 80) dienovereenkomstig geactualiseerd.
Bovendien voert de besturing bij het volgende
programma-verloop de met het ingestelde/actieve
uitschakelniveau gedefinieerde NC-regels niet uit.
Indien u meerdere uitschakelniveaus gelijktijdig wilt
instellen/activeren, voert u in de parameter NR een
cijferreeks in. Met de invoer "159" worden de
uitschakelniveaus 1, 5 en 9 ingesteld/geactiveerd.
Deactiveer de uitschakelniveaus door de parameters NR
zonder invoer op te slaan.
Houd er bij het instellen/activeren van de
uitschakelniveaus tijdens het programma-verloop rekening
mee dat de besturing door de regelsprong vertraagd
reageert.