Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 640 253
4.5 Steekcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase:
steekdraaien
Met de volgende optionele parameters definieert u:
A:afkanting aan het begin van de contour
W:afkanting aan het einde van de contour
R:afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)
B1:afkanting/afronding aan het begin van de contour
B2:afkanting/afronding aan het einde van de contour
Uitvoeren van cyclus
1 Zet vanaf het startpunt aan
2 Bewerkt de eerste flank na, rekening houdend met de optionele
contourelementen, vervolgens de bodem van de contour tot vlak
voor eindpunt Z2/X2
3 Zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede flank
4 Bewerkt de tweede flank (rekening houdend met optionele
contourelementen) en daarna de rest van de bodem van de
contour na
5 Bewerkt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de
contour na, indien ingesteld
6 Benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
B1, B2 Afkanting/afronding (B1 begin van contour, B2 einde van
contour)
B\>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
RI, RK Overmaat onbew. werkstuk in X en Z: overmaat vóór de
nabewerking voor berekening van de banen voor het
benaderen en vrijzetten en van het na te bewerken
gedeelte
G47 Veiligheidsafstand (zie pagina 142)
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant