Operation Manual
436 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Lineair patroon kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G401 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
XK, YK 1e patroonpunt (cartesiaanse coördinaten)
QP Aantal patroonpunten
IP, JP Eindpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
IPi, JPi Afstand tussen twee patroonpunten (in XK-, YK-richting)
AP Positiehoek
RP Totale patroonlengte
RPi Afstand tussen twee patroonpunten
Parameters van de geselecteerde figuur/boring