Operation Manual

HEIDENHAIN CNC PILOT 640 437
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Rond patroon kopvlak
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 428).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G402 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
XK, YK Middelpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
QP Aantal patroonpunten
DR Rotatierichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: van EPi bepaalt de richting (EPi<0:
rechtsom)
DR=1, met EP: rechtsom
DR=1, met EPi: rechtsom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DR=2, met EP: linksom
DR=2, met EPi: linksom (voorteken van EPi heeft
geen betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur
gerelateerd aan het coördinatensysteem blijft gelijk
(translatie)
Parameters van de geselecteerde figuur/boring