Operation Manual
200 4 Cyclusprogrammering
4.7 Boorcycli
Diepboren
Het werkstuk wordt met “diepboorcyclus axiaal” uit
het midden doorboord. Voorwaarden voor deze
bewerking zijn een positioneerbare spil en
aangedreven gereedschap.
“1e boordiepte P” en “boordieptereductiewaarde IB”
definiëren de afzonderlijke boorstappen en de
“minimale boordiepte JB“ begrenst de reductie.
Omdat “teruglooplengte B” niet is gespecificeerd,
wordt de boor naar het startpunt teruggetrokken, blijft
daar even en wordt op veiligheidsafstand voor de
volgende boorstap aangezet.
In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande
boring. Daarom wordt “eindpunt boring Z2” zo
gepositioneerd, dat de boor het materiaal helemaal
doorboort.
Met “AB” en “V” wordt een aanzetreductie voor het
aan- en doorboren ingesteld.
Gereedschapsgegevens
WO = 8 – gereedschapsoriëntatie
I = 12 - boordiameter
B = 118 - boorpunthoek
H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven