Operation Manual

204 4 Cyclusprogrammering
4.8 Freescycli
Figuur axiaal
Kies “Frezen”
Kies “Figuur axiaal”
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende
contouren of wordt er een kamer op het eindvlak voorbewerkt/
nabewerkt:
Rechthoek (Q=4, L<>B)
Vierkant (Q=4, L=B)
Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer)
Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)
Informatie over parameters/functies:
contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"
Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op
bladzijde 224.
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het
contourfrezen met J=0).
Benaderen en vrijzetten: Het loodlijnpunt van de
gereedschapspositie op het eerste contourelement is de
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een
cirkelboog wordt benaderd.
Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/
buitenzijde van de contour moet werken.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): met “contourfrezen J” legt
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt
gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.