Operation Manual
220 4 Cyclusprogrammering
4.8 Freescycli
ICP-contour radiaal
Kies “Frezen”
Kies “Contour radiaal ICP”
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt
er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/nabewerkt.
Informatie over parameters/functies:
Contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"
Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op
bladzijde 224.
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het
contourfrezen met J=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt
van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een
cirkelboog wordt benaderd.
Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/
buitenzijde van de contour moet werken.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt
gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.