Operation Manual
242 5 ICP-programmering
5.1 ICP-contouren
5.1 ICP-contouren
Met behulp van Interactieve Contour-Programmering
(ICP) kunnen werkstukcontouren voor ICP-cycli met
grafische ondersteuning worden gedefinieerd. (ICP is
de afkorting voor de Engelse term "Interactive
Contour Programming".)
De contour wordt zowel met lineaire en cirkelvormige
contourelementen als met vormelementen (bijv.
afkantingen, afrondingen en draaduitlopen)
gedefinieerd.
Geometrische berekeningen
De MANUALplus berekent ontbrekende coördinaten,
snijpunten, middelpunten, etc., voor zover dit
rekenkundig mogelijk is.
Wanneer er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u
de mathematisch uitvoerbare varianten bekijken en de
door u gewenste oplossing selecteren.
Elk onvolledig berekend contourelement wordt
met een symbooltje onder het grafisch venster
aangegeven. Contourelementen die niet volledig zijn
gedefinieerd, maar wel kunnen worden getekend,
worden weergegeven.
Vormelementen
U kunt op iedere contourhoek afkantingen en
afrondingen invoegen. Draaduitlopen (DIN 76,
DIN 509 E, DIN 509 F) kunnen op asparallelle, haakse
contourhoeken worden gemaakt.
Voor het invoeren van vormelementen heeft u de
volgende alternatieven:
U voert achtereenvolgens alle contourelementen in,
inclusief vormelementen.
U voert eerst de “ruwe contour” zonder
vormelementen in. Vervolgens brengt u de
vormelementen "overlappend" aan (zie ook “ICP-
programmering van wijzigingen” op bladzijde 254).
Speciale aanzet
Wanneer u een speciale aanzet aan
contourelementen toekent, wordt deze bij het
nabewerken van het element uitgevoerd.
Bij draaigereedschappen die voor de
bewerking van ICP-contouren worden
gebruikt, moet de instel- en
gereedschapspunthoek worden
vastgelegd.