Operation Manual
HEIDENHAIN MANUALplus 4110 243
5.2 ICP-contouren bewerken
5.2 ICP-contouren bewerken
In de ICP-contour zijn de afzonderlijke
contourelementen gedefinieerd. Iedere ICP-contour
heeft niet alleen een uniek nummer, maar ook een
korte omschrijving. Een ICP-contour wordt in een ICP-
cyclus opgenomen.
U maakt een ICP-contour door de afzonderlijke
contourelementen achtereenvolgens in te voeren.
Het startpunt wordt bij de beschrijving van het eerste
element vastgelegd. Het eindpunt wordt door het
eindpunt van het laatste contourelement bepaald.
Bestaande contouren kunnen worden aangevuld of
gewijzigd.
Ingevoerde contourelementen en deelcontouren
worden direct weergegeven. U kunt deze weergave
met behulp van de loep- en verplaatsingsfuncties naar
keuze aanpassen.
In “Selectie ICP-contouren” kiest u ICP-contouren of
voert u een ICP-contournummer in (invoerveld “ICP-
contour”). Met “Enter” of met “pijl omhoog/omlaag”
kunt u omschakelen tussen de lijst met ICP-contouren
en het invoerveld “ICP-contour”.
U kunt verschillende ICP-contouren na elkaar maken
of bewerken. Nadat u de ICP-editor heeft verlaten,
wordt het laatst bewerkte “ICP-contournummer” in
de cyclus overgenomen.
U kunt ICP-contouren kopiëren of wissen (zie
“Programmabeheer” op bladzijde 75).
ICP-Edit kiezen
nieuw ICP-contournummer invoeren of
bestaand ICP-contournummer kiezen
Selecteren kiezen
De ICP-editor
is gereed voor invoer van een nieuwe contour, of
toont de bestaande contour en stelt deze
beschikbaar voor bewerking.
Oproepen van de ICP-editor