Operation Manual
374 6 DIN-programmering
6.21 Bewerking van mantelvlak
Lineair mantelvlak G111
Geometriefunctie: Met G111 wordt een baan in een
mantelvlakcontour vastgelegd.
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich lineair met
aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.
Parameters
8 Z eindpunt – default: actuele Z-positie
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)
8 A hoek – referentie: zie helpscherm
8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt
twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt
bedoeld.
8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende
contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het
contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.
B geen invoer: tangentiële overgang
B=0: niet-tangentiële overgang
B>0: afrondingsradius
B<0: breedte van de afkanting
8 X eindpunt: aanzet (diametermaat) – (default: actuele X-positie)
Voorbeeld: G111
%111.nc
[G111, G120]
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104
N2 M14
N3 G120 X100
N4 G110 C0
N5 G0 X110 Z5
N6 G41 Q2 H0
N7 G110 Z-20 CY0
N8 G111 Z-40
N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635
N10 G111 Z-20
N11 G113 CY0 K-20 J19.635
N12 G40
N13 G110 X105
N14 M15
EINDE
Leg het eindpunt vast met “C” of “CY”.
Alleen bij G111 als geometriefunctie toegestaan:
parameters Q, B
Alleen bij G111 als bewerkingsfunctie toegestaan:
parameter X