Operation Manual
394 6 DIN-programmering
6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer
6.25 Gegevensinvoer,
gegevensuitvoer
INPUT
“Functie programmavariabelen”
kiezen
“Functie invoer” kiezen (afbeelding
rechtsboven op volgende pagina)
“Invoertekst” definiëren
Nummer van de “op te vragen variabele”
invoeren (afbeelding rechtsboven)
Bij de programmering van het “INPUT-commando”
legt u de “Invoertekst” en het nummer van de “op te
vragen variabele” vast. De invoer wordt in de
“invoertekst” verklaard.
Bij de interpretatie van dit commando wordt de
“invoertekst” getoond en voor de invoer van de
variabelen opgevraagd (afbeelding rechtsonder). De
interpretatie van het programma wordt na de
gegevensinvoer voortgezet.
De ingevoerde waarde wordt toegekend aan de “op
te vragen variabele”.
INPUT (variabelenwaarde invoeren)