Operation Manual
HEIDENHAIN MANUALplus 4110 73
3.9 Grafische simulatie
Vergroten/verkleinen
Bij cyclusprogramma’s kiest de simulatie het
weergavebereik zodanig dat alle verplaatsingen
worden weergegeven. Bij DIN-programma’s en DIN-
macro’s wordt het weergavebereik ontleend aan de
"Actuele parameters - Grafische parameters -
Standaardvenstergrootte/standaard-onbewerkt
werkstuk". Deze procedure geldt ook voor eindvlak-
en mantelaanzicht.
Om deze instelling aan te passen, heeft u de
beschikking over twee verschillende
bedieningselementen om de afbeelding te vergroten
of te verkleinen en om een detail van de afbeelding te
kiezen:
Met de 1e optie kunt u het gewenste detail vooraf
nauwkeurig instellen en vervolgens laten weergeven.
Met de 2e optie kunt u de afbeelding
"willekeurig"verplaatsen, vergroten of verkleinen. In
bepaalde gevallen zijn er echter meer stappen nodig,
om het gewenste detail in de juiste afmetingen te
kunnen bekijken.
1 Wanneer u “Loep” kiest, verschijnt er een
“rode rechthoek” waarmee het gewenste
detail kan worden gekozen. U kunt deze
rechthoek met de cursortoetsen verplaatsen,
met “PgDn” vergroten en met “PgUp”
verkleinen. Door op overnemen te drukken,
kan het geselecteerde detail van de afbeelding
worden weergegeven.
U heeft bovendien de volgende
bedieningsopties:
Aanzicht uitbreiden: Door het werkstuk te
verkleinen, wordt een groter gedeelte van
het werkbereik weergegeven. U kunt van
deze functie gebruik maken, wanneer de
onderdelen van het werkstuk die u met de
“rode rechthoek” vooraf wilt kiezen, niet in
het grafisch venster worden weergegeven.
Loep uit: Alle tot dat moment ingestelde
contourgedeeltes (het “werkstuk”) en de
verplaatsingen worden met maximale
grootte getoond.
Laatste loep: Terug naar de laatste
loepinstelling.
2 Met “PgDn/PgUp” vergroot/verkleint u de
weergave en met de cursortoetsen verplaatst
u het detail van de afbeelding. Van deze
functies kunt u op elk moment tijdens de
simulatie gebruik maken.