Operation Manual
80 4 Cyclusprogrammering
4.1 Met cycli werken
4.1 Met cycli werken
Voordat u met cycli gaat werken, moet u het werkstuknulpunt
instellen en controleren of het gebruikte gereedschap is beschreven.
De machinegegevens (gereedschap, aanzet, spiltoerental) worden
samen met de overige cyclusparameters in de werkstand "Teach-in"
ingevoerd. Tijdens handbediening worden de machinegegevens vóór
de cyclusoproep ingesteld.
De afzonderlijke cycli definieert u als volgt:
Plaats de gereedschapspunt met het handwiel of de jog-toetsen op
het startpunt van de cyclus (alleen in handbediening)
Cyclus kiezen en programmeren
Grafische test van het cyclusverloop
Uitvoering van de cyclus
Cyclus opslaan (alleen tijdens "Teach-in")
Cyclusstartpunt
Bij handbediening start de cyclus bij de “actuele
gereedschapspositie”.
In de werkstand "Teach-in" geeft u het “startpunt” als parameter in. De
MANUALplus nadert dit punt vóórdat de cyclus wordt uitgevoerd
“via de kortst mogelijk weg” (diagonaal) met ijlgang.
Cyclusovergangen
Nabewerkingscycli stoppen in de uitgebreide werkstand bij “Eindpunt
contour”. Dit biedt u de mogelijkheid meerdere nabewerkingscycli te
koppelen, om zo een aaneengesloten contourgedeelte te kunnen
nabewerken.
De MANUALplus kent echter alleen het contourgedeelte van de
cyclus die op dat moment in bewerking is. Wanneer dit
contourgedeelte is nabewerkt, wordt het gereedschap voor de
bewerking van het volgende horizontale contourelement
gepositioneerd. Als het volgende element geen horizontaal element
is, wordt het gereedschap op “beginpunt contour” geplaatst, voordat
het ingevoerde contourgedeelte kan worden nabewerkt. De
positioneerbewegingen worden met aanzetsnelheid uitgevoerd.
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer het gereedschap het volgende startpunt niet
zonder botsing kan bereiken, moet u met behulp van de
cyclus “Positioneren in ijlgang” een tussenliggende
positie instellen.