Operation Manual

296 Cyclusprogrammering
4.7 Boorcycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase afhankelijk
van gereedschapstype:
Spiraalboren: Boren
Snijplaatboren: Voorboren
Uitvoeren van cyclus
1 positioneert op spilhoek C (handbediening: bewerking vanaf de
actuele spilhoek)
2 indien ingesteld: verplaatst zich in spoedgang naar startpunt
boring X1
3 eerste boorstap (boordiepte: P) – indien ingesteld: boort met
gereduceerde voeding aan
4 trekt met teruglooplengte B – of naar het startpunt boring terug
en positioneert op veiligheidsafstand in de boring
5 volgende boorstap (boordiepte: "laatste diepte – IB" of JB)
6 herhaalt 4...5 tot eindpunt boring X2 bereikt is
7 laatste boorstap – afhankelijk van aan- en doorboorvarianten V:
Doorboorreductie:
– boort met geprogrammeerde voeding tot positie X2AB
– boort met gereduceerde voeding tot eindpunt boring X2
geen doorboorreductie:
– boort met geprogrammeerde voeding tot eindpunt boring X2
– indien ingesteld: blijft gedurende tijd E op het eindpunt van
de boring
8 trekt terug
als X1 geprogrammeerd: op startpunt boring X1
als X1 niet geprogrammeerd: op startpunt X
9 benadert overeenkomstig de instelling G14 de
gereedschapswisselpositie
BF Voedingsduur: tijdsinterval totdat de volgende pauze
wordt uitgevoerd. Dankzij de onderbroken
(intermitterende) voeding wordt de spaan gebroken.
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt er een
voedingsreductie met 50% voor het aan- of doorboren
plaats.