Operation Manual

HEIDENHAIN MANUALplus 620 311
4.8 Freescycli
Bewerkingswijze voor toegang tot technologiedatabase: Frezen
MT M na T: M-functie die na gereedschapsoproep T wordt
uitgevoerd.
MFS M bij begin: M-functie die aan het begin van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
MFE M bij einde: M-functie die aan het einde van de
bewerkingsstap wordt uitgevoerd.
Cyclusparameters (derde invoervenster)
WP Weergave met welke werkstukspil de cyclus wordt
uitgevoerd (machineafhankelijk)
Hoofdaandrijving
Tegenspil voor bewerking aan de achterkant
Informatie over parameters/functies:
Contour- of kamerfrezen: wordt gedefinieerd met
overlappingsfactor U.
Freesrichting: wordt beïnvloed door looprichting v.d.
frees H en de rotatierichting van de frees (zie
"Looprichting van de frees bij contourfrezen" op pagina
330).
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve
bij het contourfrezen met J=0).
Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het
startpunt van het eerste element (bij rechthoeken het
langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met
insteekradius R kan worden bepaald of er direct of via
een cirkelboog wordt benaderd.
Met Contourfrezen JK wordt vastgelegd of de frees op
de contour (middelpunt v.d. frees op de contour) of op
de binnen-/buitenzijde van de contour moet werken.
Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): met JT kunt u
bepalen of de kamer van binnen naar buiten of
omgekeerd moet worden gefreesd.
Kamerfrezen – nabewerken (O=1): eerst wordt de
rand en dan de bodem van de kamer gefreesd. Leg met
JT vast of de bodem van de kamer van binnen naar
buiten, of omgekeerd, moet worden nabewerkt.