Operation Manual

HEIDENHAIN MANUALplus 620 365
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
5.2 ICP-editor in cyclusbedrijf
In het cyclusbedrijf maakt u:
complexe contouren onbewerkt werkstuk
contouren voor de draaibewerking
voor ICP-verspaningscycli
voor ICP-steekcycli
voor ICP-steekdraaicycli
complexe contouren voor de freesbewerking met de C-as
voor de voorkant
voor het mantelvlak
U kunt de ICP-editor activeren met de softkey ICP edit. Deze kan
alleen worden geselecteerd bij het bewerken van ICP-
verspaningscycli of ICP-freescycli, alsmede bij de cyclus ICP-contour
onbewerkt werkstuk.
De beschrijving is afhankelijk van het contourtype. ICP onderscheidt
op basis van de cyclus:
contour voor de draaibewerking of contour onbewerkt werkstuk: Zie
"Contourelementen te draaien contour" op pagina 389.
contour voor de voorkant: Zie "Contouren aan de voorkant in
smart.Turn" op pagina 415.
contour voor het mantelvlak: Zie "Mantelvlakcontouren in
smart.Turn" op pagina 423.
Contouren voor cycli bewerken
Aan de ICP-contouren van de cyclusbewerking zijn namen toegekend.
De contournaam is tegelijkertijd de bestandsnaam. De contournaam
wordt in de oproepende cyclus gebruikt.
U hebt de volgende mogelijkheden om de contournaam vast te
leggen:
Contournaam vóór oproep van de ICP-editor in de cyclusdialoog
vastleggen (invoerveld FK). ICP neemt deze naam over.
Contournaam in de ICP-editor vastleggen. Hiervoor moet het
invoerveld FK leeg zijn als u de ICP-editor oproept.
Bestaande contour overnemen. Als u de ICP-editor verlaat, wordt de
naam van de laatst bewerkte contour in het invoerveld FK
overgenomen.
Als u meerdere ICP-contouren achter elkaar maakt/
bewerkt, wordt het laatst bewerkte "ICP-contournummer"
na het verlaten van de ICP-editor in de cyclus
overgenomen.