Operation Manual

414 ICP-programmering
5.11 C- en Y-asbewerking in smart.Turn
Weergave van de ICP-elementen in het
smart.Turn-programma
Elke ICP-dialoog wordt in het smart.Turn-programma met een
programmadeel-aanduiding gevolgd door verdere G-functies
afgebeeld. Een boring of te frezen contour (standaardfiguur en
complexe contour) bevat de volgende functies:
Programmadeel-aanduiding (met de referentiegegevens van dit
programmadeel):
VOORKANT (XC-vlak)
MANTELVLAK (ZC-vlak)
VOORKANT_Y (XY-vlak)
MANTEL_Y (ZY-vlak)
G308 (met parameters) als "begin van het referentievlak"
G-functie van de figuur of boring; functiereeks bij patronen of
complexe contouren;
G309 als "einde van het referentievlak"
Bij geneste contouren begint een referentievlak met de G308, het
volgende referentievlak met de volgende G308, etc. Pas wanneer de
"diepste nesting" is bereikt, wordt dit referentievlak met G309
gesloten. Vervolgens wordt het volgende referentievlak met G309
gesloten, etc.
Let op de volgende punten wanneer u te frezen contouren of boringen
met G-functies beschrijft en aansluitend met ICP bewerkt:
In de DIN-contourbeschrijving zijn enkele parameters redundant. Zo
kan bijv. de freesdiepte in G308 en/of in de G-functie van de figuur
worden geprogrammeerd. In de ICP is deze redundantie niet
aanwezig.
Bij de DIN-programmering hebt u bij figuren de keuze tussen een
cartesiaanse of polaire middelpuntdimensionering. Het middelpunt
van de figuren wordt in de ICP cartesiaans aangegeven.
Voorbeeld: In de DIN-contourbeschrijving is de freesdiepte in G308
en in de figuurdefinitie geprogrammeerd. Als deze figuur met ICP
wordt gewijzigd, overschrijft ICP de freesdiepte uit G308 met de
freesdiepte uit de figuur. Bij het opslaan slaat ICP de freesdiepte in
G308 op. De G-functie van de figuur wordt zonder freesdiepte
opgeslagen.
Voorbeeld: "Rechthoek aan de voorkant"
. . .
VOORKANT Z0
N 100 G308 ID“STIRN_1“ P-5
N 101 G305 XK40 YK10 A0 K30 B15
N 102 G309
Voorbeeld: "geneste figuren"
. . .
VOORKANT Z0
N 100 G308 ID“STIRN_2“ P-5
N 101 G307 XK-40 YK-40 Q5 A0 K-50
N 102 G308 ID“STIRN_12“ P-3
N 103 G301 XK-35 YK-40 A30 K40 B20
N 104 G309
N 105 G309
Als u contourbeschrijvingen die met G-functies zijn
gemaakt met ICP bewerkt, gaan redundante parameters
verloren.
Als u een figuur met polair gedimensioneerd middelpunt
in ICP laadt, wordt het middelpunt naar cartesiaanse
coördinaten omgerekend.