Operation Manual
422 ICP-programmering
5.12 Contouren aan de voorkant in smart.Turn
Rond patroon voorkant
De referentiemaat ZR kunt u met de functie "Referentievlak kiezen"
vaststellen (zie pagina 413).
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding VOORKANT met de parameter
Referentiemaat. Bij geneste contouren genereert ICP uitsluitend
een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte resp.
Boordiepte (–1*BT).
een G402 met de parameters van het patroon.
de G-functie en parameters van de figuur/boring.
een G309.
Referentiegegevens voorkant
ID Contournaam
PT Freesdiepte
ZR Referentiemaat
Parameters patroon
XK, YK Middelpunt patroon (cartesiaanse coördinaten)
QP Aantal patroonpunten
DR Draairichting (default: 0)
DR=0, zonder EP: opdeling volledige cirkel
DR=0, met EP: opdeling op lange cirkelboog
DR=0, met EPi: voorteken van EPi bepaalt de richting
(EPi<0: met de klok mee)
DR=1, met EP: met de klok mee
DR=1, met EPi: met de klok mee (voorteken van EPi
heeft geen betekenis)
DR=2, met EP: tegen de klok in
DR=2, met EPi: tegen de klok in (voorteken van EPi
heeft geen betekenis)
DP Patroondiameter
AP Starthoek (default: 0°)
EP Eindhoek (geen invoer: er vindt een opdeling van de
patroonelementen over 360° plaats)
EPi Hoek tussen twee figuren
H Elementpositie
0: normaal – figuren worden om het cirkelmiddelpunt
geroteerd (rotatie)
1: oorspronkelijke positie – positie van de figuur
gerelateerd aan het coördinatensysteem blijft gelijk
(translatie)
Parameters van de geselecteerde figuur/boring