Operation Manual
HEIDENHAIN MANUALplus 620 423
5.13 Mantelvlakcontouren in smart.Turn
5.13 Mantelvlakcontouren in
smart.Turn
ICP stelt in smart.Turn de volgende contouren voor de bewerking met
de C-as ter beschikking:
complexe contouren die met afzonderlijke contourelementen
worden gedefinieerd
Figuren
Boringen
Patronen van figuren of boringen
Referentiegegevens mantelvlak
Na de referentiegegevens volgt de contourdefinitie met afzonderlijke
contourelementen: Zie "Contourelementen mantelvlak" op pagina 406.
De referentiediameter XR kunt u met de functie "Referentievlak
kiezen" vaststellen (zie pagina 413). De referentiediameter wordt voor
het omrekenen van hoekmaat naar baanmaat gebruikt.
ICP genereert:
de programmadeel-aanduiding MANTEL met de parameter
Referentiediameter. Bij geneste contouren genereert ICP
uitsluitend een programmadeel-aanduiding.
een G308 met de parameters Contournaam en Freesdiepte.
een G309 aan het einde van de contourbeschrijving resp. na de
figuur.
Parameters van de freesbewerkingen
ID Contournaam
PT Freesdiepte
XR Referentiediameter