Operation Manual

72 Werkstand Machine
3.1 De werkstand Machine
3.1 De werkstand Machine
De werkstand "Machine" omvat functies voor het instellen, het
bewerken van werkstukken en voor het maken van inleer-
programma's.
Machine instellen: voorbereidende werkzaamheden zoals
aswaarden instellen (werkstuknulpunt definiëren), gereedschap
opmeten of veiligheidszone instellen
Handbediening: handmatig of halfautomatisch een werkstuk
vervaardigen
Werkstand Inleren: een nieuw cyclusprogramma "inleren", een
bestaand programma wijzigen, cycli grafisch testen
Programma-verloop: bestaande cyclus- of smart.Turn-
programma's grafisch testen en gebruiken bij de productie van
werkstukken
Evenals bij een conventionele draaibank regelt u de asverplaatsingen
met behulp van de handwielen en jog-bedieningselementen en
vervaardigt u op die manier het werkstuk. U kunt echter meestal beter
de cycli van de MANUALplus gebruiken.
Een inleer-cyclus is een voorgeprogrammeerde bewerking. Hierbij
kan het gaan om zowel een aparte snijgang als een ingewikkelde
bewerking zoals schroefdraad snijden zijn. Het gaat echter altijd om
een volledig uitvoerbare bewerking. Bij een cyclus definieert u de
bewerking met slechts enkele parameters.
Bij "Handbediening" worden cycli niet opgeslagen. In de werkstand
Inleren (Teach-in) wordt elke bewerking met behulp van cycli
uitgevoerd, in een inleer-programma opgenomen en opgeslagen.
Het inleer-programma is dan in de "Programma-verloop" beschikbaar
voor de productie van werkstukken.
Bij de ICP-programmering legt u met lineaire/cirkelvormige
contourelementen en met overlappende elementen (afkantingen,
afrondingen, draaduitlopen) willekeurige contouren vast. De
contourbeschrijving kunt u in ICP-cycli opnemen (zie "ICP-contouren"
op pagina 362).
smart.Turn- en DIN-programma's maakt u in de werkstand
"smart.Turn". U hebt daarbij de beschikking over functies voor
eenvoudige verplaatsingen, DIN-cycli voor ingewikkelde
verspaningen, schakelfuncties, rekenkundige bewerkingen en de
programmering van variabelen.
U maakt "zelfstandige" programma's, waarin alle noodzakelijke
schakel- en verplaatsingsfuncties zijn opgenomen en die in de
werkstand Programma-afloop worden uitgevoerd, of u maakt DIN-
subprogramma's die in inleer-cycli worden opgenomen. Welke
functies u in een DIN-subprogramma gebruikt, is afhankelijk van uw
taakstelling. Ook bij DIN-subprogramma's kunt u gebruikmaken van
alle functies.
inleer-programma's kunt u naar smart.Turn-programma's
converteren. U benut dan bijvoorbeeld de voordelen van de
eenvoudige inleer-programmering, om vervolgens na de "DIN-
conversie" het NC-programma te optimaliseren of aan te vullen.