Operation Manual
76 Werkstand Machine
3.3 Machinegegevens
3.3 Machinegegevens
Invoer van de machinegegevens
In de werkstand Handbediening voert u de informatie voor
gereedschap, spiltoerental en voeding/snijsnelheid in de TSF-dialoog
in (invoervenster T, S, F instellen). In inleer- en smart.Turn-
programma's zijn de gereedschapsinformatie en de
technologiegegevens onderdeel van de cyclusparameters resp. het
NC-programma.
In de TSF-dialoog definieert u bovendien het "maximale toerental" en
de "stilzethoek" , alsmede het materiaal.
De snijgegevens (snijsnelheid, voeding) kunnen in de
technologiedatabase, afhankelijk van materiaal, snijmateriaal van het
gereedschap en bewerkingswijze, worden opgeslagen. Met de
softkey Voorstel Technologie worden de gegevens in de dialoog
overgenomen.
Met de softkey Gereedsch lijst wordt de gereedschapslijst
(revolvertabel) geopend. In deze lijst wordt de actuele bezetting van de
gereedschapshouder aangegeven. Voor iedere gereedschapsopname
is er een plaats in de tabel. Bij het instellen wordt aan iedere
gereedschapsopname een gereedschap (identificatienummer)
toegewezen.
Wanneer uw machine is uitgerust met een aangedreven gereedschap,
selecteert u via de spilschakelaar voor welke spil de invoer geldt. In de
weergave wordt de geselecteerde spil aangegeven. Om deze reden
zijn er van de TSF-dialoog twee uitvoeringen:
Zonder aangedreven gereedschap (bovenstaande afbeelding): de
parameters S, D en A hebben betrekking op de hoofdspil
Met aangedreven gereedschap (onderstaande afbeelding): de
parameters S, D en A hebben betrekking op de geselecteerde spil.
Betekenis van de parameters:
S: snijsnelheid/constant toerental
D: maximaal toerental
A: stilzethoek
BW: hoek van de B-as (machineafhankelijke functie)
CW: C-zwenkplaatshoek: positie van de C-as voor bepaling van de
werkpositie van het gereedschap (machineafhankelijke functie)