Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Netwerkcamera Gebruikershandleiding UD.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Gebruikershandleiding COPYRIGHT ©2015 Hangzhou Hikvision Digital Technology Co., Ltd. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN. Alle gegevens, inclusief, maar niet beperkt tot teksten, afbeeldingen en grafieken, zijn het eigendom van Hangzhou Hikvision Digital Technology Co., Ltd of haar dochterondernemingen (hierna Hikvision genoemd).
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera GARANTIES, HETZIJ EXPLICIET, HETZIJ IMPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT VERKOOPBAARHEID, VOLDOENDE KWALITEIT, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUKMAKENDHEID.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera FCC-naleving: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de grenswaarden voor een digitaal apparaat, conform deel 15 van de FCC-regelgeving. Deze grenswaarden zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie wanneer de apparatuur in een commerciële omgeving wordt gebruikt. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie, en kan deze uitstralen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera deze specifieke batterij. De batterij is gemarkeerd met het volgende symbool. Het symbool kan afkortingen bevatten waarmee cadmium (Cd), lood (Pb) en kwik (Hg) worden aangeduid. Retourneer de batterij aan uw leverancier of een van de speciale inzamelingspunten voor deskundige recycling. U vindt meer informatie op www.recyclethis.info. Naleving van Industry Canada ICES-003 Dit apparaat voldoet aan de vereisten voor de standaarden van CAN ICES-3 (A)/NMB-3(A).
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Installeer apparatuur voor stroomstoringen in het voedingscircuit om problemen bij stroomonderbrekingen te voorkomen. Als u de camera aan een plafond bevestigt, moet u controleren of het een neerwaartse kracht van 50 N (Newton) kan verdragen. Als het product niet naar behoren werkt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum. Probeer nooit zelf de camera uit elkaar te halen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Let op: Zorg dat de voedingsspanning correct is voordat u de camera in gebruik neemt. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan elektrische schokken. Raak de sensormodules niet aan met uw vingers. Als de sensor moet worden gereinigd, gebruikt u een schone doek met een klein beetje spiritus en veegt u de module voorzichtig schoon.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Inhoudsopgave Chapter 1 Systeemvereisten...............................................................................10 Chapter 2 Netwerkverbinding ............................................................................12 2.1 De netwerkcamera instellen via een LAN ........................................................ 12 2.1.1 Kabelverbinding via een LAN .......................................................................................... 12 2.1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.3.9 Instellingen voor draadloos inbellen configureren ......................................................... 59 6.3.10 Verzending van e-mail getriggerd door alarmen ....................................................... 63 6.3.11 NAT-instellingen (Network Address Translation) configureren .................................. 65 6.3.12 FTP-instellingen configureren .................................................................................... 66 6.3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 7.2 Opnameschema configureren ....................................................................... 138 7.3 Instellingen voor snapshots configureren ...................................................... 143 7.4 Lite opslag configureren ............................................................................... 144 7.5 Cloudopslag configureren ............................................................................. 145 Chapter 8 Telling ..........
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Besturingssysteem: Microsoft Windows XP SP1 en hoger/Windows Vista/Windows 7/Windows Server 2003/Windows Server 2008 (32-bits versie) CPU: Intel Pentium IV 3,0 GHz-processor of hoger RAM: 1 GB of meer Scherm: Resolutie van 1024×768 of hoger Webbrowser: Internet Explorer 6.0 en hoger, Apple Safari 5.02 en hoger, Mozilla Firefox 3.5 en hoger, en Google Chrome 8 en hoger.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 2 Netwerkverbinding Opmerking: U bevestigt dat het gebruik van het product met internettoegang kan leiden tot netwerkbeveiligingsrisico's. Zorg voor een goede beveiliging om netwerkaanvallen en informatielekken te voorkomen. Als het product niet naar behoren werkt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Als u de netwerkcamera wilt testen, kunt u deze rechtstreeks op de computer aansluiten met een netwerkkabel, zoals weergegeven in Afbeelding 2-1. Raadpleeg Afbeelding 2-2 om de netwerkcamera in te stellen via een LAN met een switch of router. Figure 2-1 Rechtstreeks verbinding maken Figure 2-2 Verbinding maken via een switch of router 2.1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera activeren via SADP-software. Raadpleeg het volgende hoofdstuk voor meer informatie over activering via SADP. Figure 2-3 Activeringsinterface (web) 3. Maak een wachtwoord en voer dit in het wachtwoordveld in. STERK WACHTWOORD AANBEVOLEN– Om de beveiliging van het product te verbeteren, wordt het aanbevolen een sterk wachtwoord te kiezen dat minimaal 8 tekens bevat, inclusief hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1. Voer de SADP-software uit om online apparaten te zoeken. 2. Controleer de apparaatstatus in de apparaatlijst en selecteer een inactief apparaat. Figure 2-4 SADP-interface 3. Maak een wachtwoord, voer dit in het wachtwoordveld in en bevestig het.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 2-5 Het IP-adres wijzigen 6. Voer het wachtwoord in en klik op de knop Opslaan om de IP-adreswijziging door te voeren. Activering via clientsoftware De clientsoftware is een veelzijdige toepassing voor videobeheer voor meerdere typen apparaten. Haal de clientsoftware op van de meegeleverde schijf of de officiële website, en installeer de software door de prompts op te volgen. Volg de stappen op om de camera te activeren. Stappen: 1. Open de clientsoftware.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 2-6 Bedieningspaneel 2. Klik op het pictogram Apparaatbeheer om de interface voor apparaatbeheer te openen, zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 3. Controleer de apparaatstatus in de apparaatlijst en selecteer een inactief apparaat. 4. Klik op de knop Activeren om de activeringsinterface te openen. 5. Maak een wachtwoord, voer dit in het wachtwoordveld in en bevestig het. STERK WACHTWOORD AANBEVOLEN– Om de beveiliging van het product te verbeteren, wordt het aanbevolen een sterk wachtwoord te kiezen dat minimaal 8 tekens bevat, inclusief hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 2-9 Netwerkparameters wijzigen 8. Wijzig het IP-adres van het apparaat naar hetzelfde subnet als dat van uw computer door het IP-adres handmatig te wijzigen of door het selectievakje DHCP inschakelen in te schakelen. 9. Voer het wachtwoord in om de IP-adreswijziging door te voeren. 2.2 De netwerkcamera instellen via een WAN Doel: In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de netwerkcamera kunt aansluiten op een WAN met een statisch of dynamisch IP-adres. 2.2.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1. Verbind de netwerkcamera met de router. 2. Wijs een LAN-IP-adres, subnetmasker en gateway toe. Raadpleeg Sectie 2.1.2 voor gedetailleerde informatie over IP-adresconfiguratie voor de netwerkcamera. 3. Sla het statische IP-adres op in de router. 4. Stel poorttoewijzing in, bijvoorbeeld voor de poorten 80, 8000 en 554. De stappen voor poorttoewijzing verschillen, afhankelijk van het type router.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera De netwerkcamera via een router aansluiten Stappen: 1. Verbind de netwerkcamera met de router. 2. Wijs in de camera een LAN-IP-adres, subnetmasker en gateway toe. Raadpleeg Sectie 2.1.2 voor gedetailleerde informatie over IP-adresconfiguratie voor de netwerkcamera. 3. Stel in de router de gebruikersnaam en het wachtwoord voor PPPoE in en bevestig het wachtwoord. 4. Stel poorttoewijzing in, bijvoorbeeld voor de poorten 80, 8000 en 554.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera nadeel van een dynamisch IP-adres wilt verhelpen, moet u een domeinnaam ophalen bij een DDNS-provider (zoals DynDns.com). Volg de onderstaande stappen voor omzetting van normale domeinnamen en privédomeinnamen op om het probleem te verhelpen. Omzetting van normale domeinnamen Figure 2-13 Omzetting van normale domeinnamen Stappen: 1. Pas een domeinnaam van een domeinnaamprovider toe. 2.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Bezoek de netwerkcamera via het LAN met een webbrowser of de clientsoftware. 3. Schakel DDNS in en selecteer IPServer als het protocoltype. Raadpleeg Sectie 6.3.4 DDNS-instellingen configureren voor gedetailleerde informatie over de configuratie.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 3 Toegang tot de netwerkcamera 3.1 Toegang via webbrowsers Stappen: 1. Open de webbrowser. 2. In de adresbalk van de browser geeft u het IP-adres van de netwerkcamera op. Druk daarna op de Enter-toets om naar de aanmeldingsinterface te gaan. 3. Activeer de netwerkcamera als u deze voor het eerst gebruikt. Raadpleeg sectie 2.1.2 voor meer informatie. Opmerking: Het standaard-IP-adres is 192.168.1.64.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 3-1 Aanmeldingsinterface 6. Installeer de invoegtoepassing voordat u de livevideo bekijkt en de camera bedient. Volg de installatiemeldingen op om de invoegtoepassing te installeren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 3-4 Invoegtoepassing installeren (2) Opmerking: U moet de webbrowser mogelijk sluiten om de invoegtoepassing te installeren. Open de webbrowser opnieuw en meld u opnieuw aan nadat u de invoegtoepassing hebt geïnstalleerd. 3.2 Toegang via clientsoftware De product-cd bevat de iVMS-4200-clientsoftware. Met de software kunt u livevideo bekijken en de camera beheren. Volg de installatie-instructies op om de software te installeren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 3-5 iVMS-4200-bedieningspaneel Figure 3-6 iVMS-4200 - Hoofdweergave Opmerking: Raadpleeg de gebruikershandleiding van iVMS-4200 voor gedetailleerde informatie over deze software.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 4 Wi-Fi-instellingen Doel: Bij verbinding met een draadloos netwerk hebt u geen enkele netwerkkabel nodig, wat erg handig is voor de daadwerkelijke surveillancetoepassing. Opmerking: Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op camera's met een ingebouwde Wi-Fi-module. 4.1 Wi-Fi-verbinding instellen in de beheermodus en ad-hoc-modus Voordat u begint: U moet een draadloos netwerk configureren. Draadloze verbinding in beheermodus Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 4. Schakel het selectievakje in om de netwerkmodus in te stellen op Beheren. De beveiligingsmodus van het netwerk wordt automatisch weergegeven als u het draadloze netwerk selecteert. Wijzig deze modus niet handmatig. Opmerking: Deze parameters zijn exact gelijk aan die van de router. 5. Geef de code op voor verbinding met het draadloze netwerk. Die code moet horen bij het draadloze netwerk dat u op de router hebt ingesteld.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 4-5 Ad-hoc verbindingspunt 6. Kies de SSID en maak verbinding. Beschrijving beveiligingsmodus: Figure 4-6 Beveiligingsmodus Bij de beveiliging kunt u kiezen uit geen versleuteling, WEP, WPA-personal, WPA-enterprise, WPA2-personal en WPA2-enterprise.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera gedeelde sleutel, afhankelijk van de methode die op uw toegangspunt wordt gebruikt. Niet alle toegangspunten hebben deze optie en hanteren in dat geval waarschijnlijk open systeemverificatie, dat soms ook SSID-verificatie wordt genoemd. Sleutellengte - Deze instelling bepaalt de lengte van de sleutel die wordt gebruikt voor draadloze versleuteling: 64 of 128 bits. De lengte van deze sleutel kan soms worden weergegeven als 40/64 en 104/128.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 4-9 EAP-TLS Identiteit - Geef de gebruikers-ID op voor toegang tot het netwerk. Wachtwoord voor privésleutel – Geef het wachtwoord op dat bij uw gebruikers-ID hoort. EAPOL-versie - Kies de versie (1 of 2) die uw toegangspunt gebruikt. CA-certificaten - Upload een CA-certificaat dat het toegangspunt nodig heeft voor verificatie. EAP-PEAP: Gebruikersnaam - Geef de gebruikersnaam op voor toegang tot het netwerk.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens. De juiste configuratie van alle wachtwoorden en andere beveiligingsinstellingen is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of eindgebruiker. 4.2 Eenvoudig Wi-Fi-verbinding maken met de WPS-functie Doel: Het opzetten van een draadloze netwerkverbinding is nooit eenvoudig. Het gebruik van de WPS-functie maakt het complexe instellen van die verbinding overbodig.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1. Schakel het selectievakje in om WPS in te schakelen. 2. Kies PBC als verbindingsmodus. Opmerking: Zowel de toegangspunten als de apparaten moeten deze modus ondersteunen. 3. Controleer of de Wi-Fi-router een WPS-knop heeft. Als dit zo is, drukt u erop. Het lampje bij de knop moet gaan knipperen. Dat betekent dat de WPS-functie van de router is ingeschakeld. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de router voor gedetailleerde informatie. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 4-11 Wi-Fi-instellingen - WPS PIN-modus 2. Kies PIN-code van router gebruiken. Als de PIN-code op de router is gegenereerd, moet u die code invoeren in het veld PIN-code router. 3. Klik op Verbinden. Of U kunt de PIN-code op de camera genereren. De vervaltijd voor de PIN-code is 120 seconden. 1. Klik op Maak. 2. Voer de code op de router in. In het voorbeeld voert u voor de router 48167581 in. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera wijzigen. Stappen: 1. Open de interface voor TCP/IP-configuratie: Configuratie > Gevorderde configuratie > Netwerk > TCP/IP Of Configuratie > Basisconfiguratie > Netwerk > TCP/IP Figure 4-12 TCP/IP-instellingen 2. Kies bij NIC de optie wlan. 3. Pas de waarden voor IPv4-adres, IPv4-subnetmasker en standaard-gateway aan. De instellingsprocedure is hetzelfde als bij een LAN. Als u een IP-adres wilt laten toewijzen, schakelt u het selectievakje DHCP inschakelen in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 5 Liveweergave 5.1 Liveweergavepagina Doel: Op de liveweergavepagina kunt u real-time video bekijken, beelden vastleggen, de PTZ bedienen, presets instellen/aanroepen en videoparameters configureren. Meld u aan bij de netwerkcamera om de liveweergavepagina te openen. U kunt ook op Live view op de menubalk van de hoofdpagina klikken om de liveweergavepagina te openen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Configuratie te openen. Weergavebeheer: Klik op de verschillende tabbladen om de indeling en het streamtype voor de liveweergave aan te passen. U kunt ook op de vervolgkeuzelijst klikken om een invoegtoepassing te selecteren. Voor IE (Internet Explorer) kunt u gebruiker, webonderdelen en QuickTime selecteren. Gebruikers van andere browsers dan Internet Explorer kunnen gebruiker, webonderdelen, QuickTime, VLC en MJPEG selecteren, indien ondersteund in de webbrowser.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Automatisch aangepaste beeldverhouding. Liveweergave met de hoofdstream. Liveweergave met de substream. Liveweergave met de derde stream. Klikken om de invoegtoepassing van derden te Handmatig beelden vastleggen. selecteren. Opname handmatig starten/stoppen. / Audio aan en volume aanpassen/dempen. / / Microfoon in- en uitschakelen. / Digitale zoomfunctie in- en uitschakelen. / Functie voor 3D-positiebepaling in- en uitschakelen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera pan-/kanteleenheid aan de camera zijn bevestigd. Stel de PTZ-parameters correct in op de pagina RS-485-instellingen. Raadpleeg hiervoor Sectie 12.9 RS-485-instellingen. 5.4.1 PTZ-bedieningspaneel Klik op de liveweergavepagina op geven of klik op om het PTZ-bedieningspaneel weer te om het te verbergen. Klik op de richtingsknoppen om de pan- en kantelbewegingen te bedienen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Snelheid van pan- en kantelbewegingen aanpassen 5.4.2 Een preset instellen/aanroepen Een preset instellen: 1. Selecteer in het PTZ-bedieningspaneel een vooraf ingesteld nummer in de lijst met presets. Figure 5-4 Een preset instellen 2. Gebruik de PTZ-bedieningsknoppen om de lens naar de gewenste positie te verplaatsen. • De camera naar links of rechts pannen. • De camera omhoog of omlaag kantelen. • In- of uitzoomen. • De lens opnieuw scherpstellen. 3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Selecteer in het PTZ-bedieningspaneel een vooraf gedefinieerde preset in de lijst en klik op om de preset aan te roepen. U kunt ook de muis in de presetinterface plaatsen en het presetnummer invoeren om de bijbehorende preset aan te roepen. Figure 5-5 Een preset aanroepen 5.4.3 Een patrouille instellen/aanroepen Opmerking: U moet minstens 2 presets configureren om een patrouille te kunnen instellen. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 5-6 Patrouillepad toevoegen 6. Klik op om een patrouille op te slaan. 7. Klik op om de patrouille te starten. Klik op 8. (Optioneel) Klik op om deze te stoppen. om een patrouille te verwijderen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 6 Netwerkcameraconfiguratie 6.1 Lokale parameters configureren Opmerking: De lokale configuratie heeft betrekking op de parameters van de liveweergave, opnamebestanden en vastgelegde beelden. De opnamebestanden en vastgelegde beelden zijn afkomstig van de webbrowser. De opslaglocatie is dus op de pc waarop de browser wordt uitgevoerd. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera UDP: Real-time audio- en videostreams. HTTP: Dezelfde kwaliteit als TCP, zonder dat specifieke poorten hoeven te worden ingesteld voor streaming in bepaalde netwerkomgevingen. MULTICAST: Het wordt aanbevolen het type in te stellen op MCAST wanneer u de multicast-functie gebruikt Voor gedetailleerde informatie over multicast raadpleegt u Sectie 6.3.1 TCP/IP-instellingen configureren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera handmatig zijn vastgelegd in de liveweergavemodus. Snapshots van weergave opslaan in: De opslaglocatie instellen voor de beelden die zijn vastgelegd in de weergavemodus. Sla clips op: De opslaglocatie instellen voor de videoclips die zijn gemaakt in de weergavemodus. Opmerking: Klik op Browse om de map te wijzigen waarin clips en beelden worden opgeslagen. 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Tijdsynchronisatie via de NTP-server. (1) Schakel het selectievakje in om de NTP-functie in te schakelen. (2) Configureer de volgende instellingen: Serveradres: Het IP-adres van de NTP-server. NTP-poort: De poort van de NTP-server. Interval: Het tijdsinterval tussen twee synchronisatieacties van de NTP-server.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-5 Zomertijdinstellingen 2. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.3 Netwerkinstellingen configureren 6.3.1 TCP/IP-instellingen configureren Doel: De TCP/IP-instellingen moeten correct worden geconfigureerd voordat u de camera via het netwerk kunt bedienen. De camera biedt ondersteuning voor zowel IPv4 als IPv6. Beide versies kunnen gelijktijdig worden geconfigureerd zonder conflicten te veroorzaken.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-6 TCP/IP-instellingen 2. Configureer de volgende basisnetwerkinstellingen: NIC-type, IPv4- of IPv6-adres, IPv4- of IPv6-subnetmasker, IPv4- of IPv6-standaardgateway, MTU-instellingen en Multicast-adres. 3. (Optioneel) Schakel het selectievakje Multicast Discovery inschakelen in om ervoor te zorgen dat de online netwerkcamera automatisch kan worden gedetecteerd met clientsoftware via een privé-multicast-protocol binnen het LAN. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.3.2 Poortinstellingen configureren Doel: U kunt het poortnummer van de camera configureren, bijvoorbeeld de HTTP-poort, RTSP-poort en HTTPS-poort. Stappen: 1. Open de interface voor poortinstellingen: Configuratie > Basisconfiguratie > Netwerk > Poort Of Configuratie > Gevorderde configuratie > Netwerk > Poort Figure 6-7 Poortinstellingen 2. Stel de HTTP-poort, RTSP-poort, HTTPS-poort en serverpoort van de camera in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.3.3 PPPoE-instellingen configureren Stappen: 1. Open de interface voor PPPoE-instellingen: Configuratie > Gevorderde configuratie > Netwerk > PPPoE Figure 6-8 PPPoE-instellingen 2. Schakel het selectievakje PPPoE inschakelen in om deze functie in te schakelen. 3. Voer de gebruikersnaam, het wachtwoord en de wachtwoordbevestiging voor PPPoE-toegang in. Opmerking: De gebruikersnaam en het wachtwoord moeten door uw ISP worden toegewezen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Als uw camera is ingesteld om PPPoE als standaardnetwerkverbinding te gebruiken, kunt u DDNS (Dynamic DNS) gebruiken voor netwerktoegang. Voordat u begint: Registratie bij de DDNS-server is vereist voordat u de DDNS-instellingen van de camera kunt configureren. We raden aan een sterk wachtwoord te gebruiken voor alle functies en netwerkapparaten om uw privacy te garanderen en uw systeem beter te beschermen tegen beveiligingsrisico's.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera (2)Voer in het tekstveld Domein de domeinnaam in die u hebt verkregen op de DynDNS-website. (3)Voer de poort van de DynDNS-server in. (4)Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in die u hebt geregistreerd op de DynDNS-website. (5)Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Figure 6-10 DynDNS-instellingen IPServer: Stappen: (1) Voer het serveradres voor IPServer in. (2) Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Stappen: (1) Kies het DDNS-type NO-IP. Figure 6-12 NO-IP-instellingen (2) Voer het serveradres www.noip.com in. (3) Voer de geregistreerde domeinnaam in. (4) Voer het poortnummer in, indien noodzakelijk. (5) Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. (6) Klik op Opslaan. U kunt de camerabeelden nu bekijken met de domeinnaam. HiDDNS Stappen: (1) Kies het DDNS-type HiDDNS. Figure 6-13 HiDDNS-instellingen (2) Voer het serveradres www.hik-online.com in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.3.5 SNMP-instellingen configureren Doel: U kunt de SNMP-functie zo instellen dat de status, parameters en alarmgerelateerde informatie van de camera op afstand kunnen worden opgehaald, en dat de camera op afstand kan worden beheerd wanneer deze is verbonden met het netwerk. Voordat u begint: Voordat u SNMP instelt, moet u de SNMP-software downloaden en instellen om de camera-informatie te ontvangen via de SNMP-poort.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-14 SNMP-instellingen 2. Schakel het gewenste selectievakje ( , , ) in om de functie in te schakelen. 3. Configureer de SNMP-instellingen. Opmerking: De instellingen van de SNMP-software moeten overeenkomen met de instellingen die u hier configureert. 4. Klik op Opslaan om op te slaan en het instellen te voltooien. Opmerking: Het apparaat moet opnieuw worden gestart om de instellingen door te voeren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.3.6 802.1X-instellingen configureren Doel: De IEEE 802.1X-standaard wordt ondersteund door de netwerkcamera's. Als deze functie is ingeschakeld, worden de cameragegevens beveiligd en is gebruikersverificatie nodig om de camera te verbinden met het netwerk met IEEE 802.1X-beveiliging.. Voordat u begint: De verificatie moet worden geconfigureerd. U moet een gebruikersnaam en wachtwoord voor 802.1X toepassen en registeren op de server.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 3. Configureer de 802.1X-instellingen, waaronder de EAPOL-versie, de gebruikersnaam en het wachtwoord. Opmerking: De EAPOL-versie moet hetzelfde zijn als die van de router of switch. 4. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord om toegang te krijgen tot de server. 5. Klik op Opslaan om het instellen te voltooien. Opmerking: Het apparaat moet opnieuw worden gestart om de instellingen door te voeren. 6.3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Opmerking: Het apparaat moet opnieuw worden gestart om de instellingen door te voeren. 6.3.8 UPnP™-instellingen configureren UPnP™ (Universal Plug and Play) is een netwerkarchitectuur die zorgt voor onderlinge compatibiliteit van netwerkapparatuur, software en andere hardwareapparaten. Het UPnP-protocol maakt het mogelijk apparaten naadloos aan te sluiten en de implementatie van netwerken in thuis- en bedrijfsomgevingen te vereenvoudigen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1. Klik op het tabblad Draadloos inbellen om de interface voor configuratie van draadloos inbellen te openen. 2. Schakel het selectievakje Inschakelen in om de instellingen voor draadloos inbellen in te schakelen. 3. Configureer de inbelparameters. 1) Selecteer inbelmodus in de vervolgkeuzelijst. U kunt Automatisch en Handmatig selecteren. Als u Automatisch selecteert, kunt u het activeringsschema voor inbellen instellen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 7) Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Figure 6-18 Inbelparameters 4. Bekijk de inbelstatus. 1) Klik op de knop Vernieuwen om de inbelstatus weer te geven, waaronder real-time modus, UIM-status, signaalsterkte, enzovoort. 2) Als u Handmatig selecteert als inbelmodus, kunt u ook handmatig de verbinding met het draadloze netwerk tot stand brengen/verbreken.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 5. Stel de white list in. 1) Schakel het selectievakje SMS-alarm inschakelen in. Mobiele telefoonnummers op de white list kunnen alarmberichten ontvangen van het apparaat, en het apparaat opnieuw starten via SMS. Opmerking: U kunt maximaal 8 mobiele telefoonnummers toevoegen aan de white list. Figure 6-20 White list-instellingen 2) Selecteer het item op de white list en klik op de knop Bewerken om de interface voor SMS-alarminstellingen te openen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera een bericht met de tekst 'reboot success' nadat het opnieuw starten is voltooid. 4) (Optioneel) Klik op Test-SMS verzenden om een testbericht naar de mobiele telefoon te verzenden. 5) Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-22 E-mailinstellingen 3. Configureer de volgende instellingen: Afzender: De naam van de afzender van de e-mail. Adres afzender: Het e-mailadres van de afzender. SMTP-server: Het IP-adres of de hostnaam van de SMTP-server (bijvoorbeeld smtp.263xmail.com). SMTP-poort: De SMTP-poort. De standaard-TCP/IP-poort voor SMTP is 25 (onbeveiligd). De SMTP-poort voor SSL is 465.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera de gebruikersnaam en het wachtwoord in. We raden aan een sterk wachtwoord te gebruiken voor alle functies en netwerkapparaten om uw privacy te garanderen en uw systeem beter te beschermen tegen beveiligingsrisico's. Om de beveiliging van het product te verbeteren, moet het gekozen wachtwoord minimaal 8 tekens bevatten, inclusief hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera aanpassen. Figure 6-23 NAT-instellingen configureren 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.3.12 FTP-instellingen configureren Doel: U kunt de FTP-informatie configureren om het uploaden van vastgelegde beelden naar de FTP-server in te schakelen. Het vastleggen van beelden kan worden getriggerd door gebeurtenissen of als tijdgebaseerde snapshot-taak werken. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera netwerkapparaten om uw privacy te garanderen en uw systeem beter te beschermen tegen beveiligingsrisico's. Om de beveiliging van het product te verbeteren, moet het gekozen wachtwoord minimaal 8 tekens bevatten, inclusief hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens. De juiste configuratie van alle wachtwoorden en andere beveiligingsinstellingen is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of eindgebruiker.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera de camera worden ondersteund. Schakel het selectievakje Inschakelen in om EZVIZ Cloud P2P in te schakelen. U kunt het apparaat beheren via de EZVIZ Cloud P2P-website of de EZVIZ Cloud P2P-client, een app voor mobiele telefoons. Als u het apparaat niet wilt beheren via EZVIZ Cloud P2P, kunt u het selectievakje eenvoudigweg uitgeschakeld laten. Figure 6-25 Platformtoegang 6.3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-26 HTTPS-instellingen Maak het zelfondertekende certificaat 1) Klik op de knop Creëren om de aanmaakinterface te openen. Figure 6-27 Het zelfondertekende certificaat maken 2) Voer het land, de hostnaam, het IP-adres, de geldigheid en andere informatie in. 3) Klik op OK om de instellingen op te slaan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera zelfondertekende certificaten grijs weergegeven. Maak het geautoriseerde certificaat 1) Klik op de knop Creëren om het certificaatverzoek te maken. 2) Download het certificaatverzoek en stuur het naar de vertrouwde certificaatautoriteit om het te laten ondertekenen. 3) Nadat het het geldige ondertekende certificaat hebt ontvangen, importeert u het certificaat naar het apparaat. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-29 Video-instellingen 2. Selecteer het streamtype van de camera. U kunt kiezen uit hoofdstream (standaard), substream of derde stream. De hoofdstream wordt meestal gebruikt voor opnamen en liveweergave en biedt een goede bandbreedte. De substream en derde stream kunnen worden gebruikt voor liveweergave wanneer de bandbreedte beperkt is. 3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Beeldsnelheid: Stel de framerate in op een waarde van 1/16-25 fps. De framerate is de frequentie waarmee de videostream wordt bijgewerkt, en wordt gemeten in frames per seconde (fps). Een hogere framerate biedt voordelen bij veel bewegingen in de videostream omdat de beeldkwaliteit van hoog niveau blijft. Maximale bitrate: Stel de maximale bitrate in op 32-16.384 Kbps. Een hogere waarde levert hogere videokwaliteit op maar vereist meer bandbreedte.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera stream hoger, maar kan deze minder vloeiend worden weergegeven. 4. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.4.16 Audio-instellingen configureren Stappen: 1. Open de interface voor audio-instellingen: Configuratie > Basisconfiguratie > Video/Audio > Audio Of Configuratie > Gevorderde configuratie > Video/Audio > Audio Figure 6-30 Audio-instellingen 2. Configureer de volgende instellingen. Opmerking: De audio-instellingen verschillen per cameramodel.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera ROI-codering (Region Of Interest) helpt om onderscheid te maken tussen de ROI en achtergrondinformatie tijdens videocompressie. Dit houdt in dat via de technologie meer coderingsresources worden toegewezen aan de ROI, waardoor de kwaliteit van de ROI hoger wordt terwijl er minder focus is op de achtergrondinformatie. Opmerking: De ROI-functie verschilt per cameramodel. Figure 6-31 ROI-instellingen Een vaste regio configureren voor ROI: Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 3. Selecteer het streamtype voor ROI-codering. 4. Selecteer de regio in de vervolgkeuzelijst voor ROI-instellingen. U kunt vier vaste regio's selecteren. 5. Klik op de knop Tekengebied en klik en sleep de muis om de ROI te tekenen in de livevideo. 6. Selecteer het ROI-niveau om het niveau voor verbetering van de beeldkwaliteit in te stellen. Hoe hoger de waarde, hoe beter de beeldkwaliteit. 7. Voer eventueel de regionaam voor de ROI in. 8.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.4.18 Informatie in de stream weergeven Schakel het selectievakje Dubbele VGA inschakelen in. De informatie over de objecten (bijvoorbeeld persoon, voertuig, enzovoort) wordt in de videostream gemarkeerd. Vervolgens kunt u regels instellen op het aangesloten rear-end-apparaat voor detectie van gebeurtenissen, zoals lijnoverschrijding, indringing, enzovoort. Figure 6-32 Informatie weergeven in stream 6.4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 5. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Ga naar de liveweergavepagina en klik op het tabblad voor de derde stream om de video van het doelgebied weer te geven. Figure 6-33 Doel bijsnijden 6.5 Beeldparameters configureren 6.5.20 Beeldinstellingen configureren Doel: U kunt de beeldkwaliteit voor de camera instellen, inclusief helderheid, contrast, verzadiging, tint, scherpte, enzovoort. Opmerking: De weergaveparameters verschillen per cameramodel.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera kunnen garanderen, kunnen gebruikers twee sets aan parameters configureren. Automatisch schakelen tussen dag- en nachtmodus Figure 6-34 Weergave-instellingen voor automatisch schakelen tussen dag- en nachtmodus Beeldaanpassing Helderheid bepaalt hoe helder het beeld is en heeft een bereik van 1-100. De standaardwaarde is 50. Contrast bepaalt de mate van contrast voor het beeld en heeft een bereik van 1-100. De standaardwaarde is 50.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Als de camera P-Iris-lenzen ondersteunt en een P-Iris-lens wordt gebruikt, kunt u het P-Iris-lenstype selecteren, bijvoorbeeld: Tamron 2.8-8mm F1.2 (M13VP288-IR). Als een DC-lens wordt gebruikt, kunt u handmatig en automatisch selecteren. De belichtingstijd verwijst naar de elektronische sluitertijd, met een bereik van 1-1/100.000 seconde. Pas deze waarde aan de daadwerkelijke lichtomstandigheden aan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera waarde, hoe sneller er wordt geschakeld tussen modi. De filtertijd verwijst naar de intervaltijd voor het schakelen tussen dag- en nachtmodus. U kunt de waarde instellen op 5-120 seconden. Schema: Stel de begin- en eindtijd in om de duur van dag- en nachtmodus op te geven. Alarmtriggering: Het schakelen wordt getriggerd door alarminput. U kunt Dag of Nacht instellen als getriggerde modus.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera selecteren. WDR: Wide Dynamic Range kan worden gebruikt als er veel contrast bestaat tussen heldere gebieden en donkere gebieden van de scène. HLC: De High Light Compression-functie kan worden gebruikt als er zich sterke lichtbronnen in de scène bevinden die de beeldkwaliteit negatief beïnvloeden. Witbalans Witbalans is de witweergavefunctie van de camera. Hiermee wordt de kleurtemperatuur automatisch aangepast op basis van de omgeving.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera selecteren. roteren: Om optimaal te profiteren van de beeldverhouding 16:9 kunt u de rotatiefunctie inschakelen wanneer u de camera gebruikt in nauwe beeldscènes. Draai de camera tijdens installatie 90 graden of draai de lens met drie assen naar 90 graden en schakel de rotatiemodus in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-37 Configuratie-interface voor gepland schakelen tussen dag- en nachtmodus Stappen: 1. Klik op de tijdlijn om de begin- en eindtijd voor het schakelen te selecteren. 2. Klik op het tabblad Gezamenlijk om de gezamenlijke parameters te configureren die van toepassing zijn op zowel de dag- als de nachtmodus. Opmerking: Voor gedetailleerde informatie over de verschillende parameters raadpleegt u de sectie over automatisch schakelen tussen dag- en nachtmodus.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Configuratie > Gevorderde configuratie > Beeld > OSD-instellingen Figure 6-38 OSD-instellingen 2. Schakel het toepasselijke selectievakje in om de cameranaam, de datum of de week te laten weergeven. 3. Bewerk de cameranaam in het tekstveld Cameranaam. 4. Selecteer opties in de vervolgkeuzelijst om de tijdnotatie, datumnotatie, weergavemodus en OSD-tekengrootte in te stellen. 5. Definieer de tekenkleur voor het OSD door op de vervolgkeuzelijst te klikken.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-40 OSD-locatie aanpassen 7. Klik op Opslaan om de bovenstaande instellingen te activeren. 6.5.22 Tekstoverlayinstellingen configureren Doel: U kunt de tekstoverlay aanpassen. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Schakel het selectievakje vóór het tekstvak in om het OSD in te schakelen. 3. Voer de tekens in het tekstvak in. 4. (Optioneel) Gebruik de muis om het rode tekstkader in het liveweergavevenster aan te klikken en te verslepen om de tekstoverlaypositie te wijzigen. 5. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Opmerking: U kunt maximaal 8 tekstoverlays configureren. 6.5.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-42 Privacymaskerinstellingen 4. Klik en sleep met de muis in het livevideovenster om het maskergebied te tekenen. Opmerking: U kunt maximaal 4 gebieden op hetzelfde beeld tekenen. 5. Klik op Stop tekenen om het tekenen te voltooien of klik op Alles wissen om alle ingestelde gebieden te wissen zonder deze op te slaan. 6. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.5.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 4. Schakel het selectievakje Beeldoverlap aanzetten in om de functie in te schakelen. Gebruik de waarden voor de X- en Y-coördinaten om de locatie van de afbeelding op het beeld te bepalen. Met de breedte en hoogte van de afbeelding wordt de grootte van de afbeelding bepaald. 6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Voor nauwkeurige detectie van zich voortbewegende objecten en om het aantal valse alarmen te beperken, kunt u normale configuratie en uitgebreide configuratie selecteren voor verschillende omgevingen voor bewegingsdetectie. Normale configuratie Bij normale configuratie wordt overdag en 's nachts dezelfde set van parameters voor bewegingsdetectie gebruikt. Taken: 1. Stel het gebied voor bewegingsdetectie in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera gebied voor bewegingsdetectie te tekenen. (5)Klik op Stop tekenen om het tekenen van een gebied te voltooien. (6)(Optioneel) Klik op Alles wissen om alle gebieden te wissen. (7)(Optioneel) Verplaats de schuifregelaar om de gevoeligheid van de detectie in te stellen. 2. Stel het activeringsschema voor bewegingsdetectie in. Stappen: Figure 6-45 Activeringstijd (1)Klik op Bewerken om het activeringsschema te bewerken.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-46 Schema voor activeringstijd 3. Stel de alarmacties voor bewegingsdetectie in. Schakel een selectievakje in om een koppelingsmethode te selecteren. U kunt de volgende methoden selecteren: het surveillancecentrum informeren, een e-mail verzenden, uploaden naar FTP, kanaal triggeren en alarmoutput triggeren. U kunt de koppelingsmethode opgeven die wordt gebruikt wanneer gebeurtenissen optreden.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera wanneer een gebeurtenis optreedt. Verzend e-mail Een e-mail met alarminformatie naar een of meer gebruikers verzenden wanneer een gebeurtenis optreedt. Opmerking: Als u de e-mail wilt verzenden wanneer een gebeurtenis optreedt, raadpleegt u Sectie 6.3.10 Verzending van e-mail getriggerd door alarmen om de toepasselijke parameters in te stellen. Upload naar FTP Het beeld vastleggen wanneer een alarm wordt getriggerd en het beeld uploaden naar een FTP-server.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera van het gebied door het object te configureren voor de verschillende schakelopties voor dag- en nachtmodus. Figure 6-48 Uitgebreide modus voor bewegingsdetectie Schakelen tussen dag- en nachtmodus UIT Stappen: (1)Teken het detectiegebied, net als in de normale configuratiemodus. Er worden maximaal 8 gebieden ondersteund. (2)Selecteer Gesloten voor Schakelen tussen dag- en nachtinstellingen. (3)Selecteer het gebied door op het gebiednummer te klikken.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-49 Automatisch schakelen tussen dag- en nachtmodus (3)Selecteer het gebied door op het gebiednummer te klikken. (4)Verschuif de cursor om de gevoeligheid en vulling door het object overdag aan te passen voor het geselecteerde gebied. (5)Verschuif de cursor om de gevoeligheid en vulling door het object 's nachts aan te passen voor het geselecteerde gebied. (6)Stel het activeringsschema en de koppelingsmethode in, net als in de normale configuratiemodus.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-50 Gepland schakelen tussen dag- en nachtmodus (3)Selecteer de begintijd en eindtijd voor gepland schakelen. (4)Selecteer het gebied door op het gebiednummer te klikken. (5)Verschuif de cursor om de gevoeligheid en vulling door het object overdag aan te passen voor het geselecteerde gebied. (6)Verschuif de cursor om de gevoeligheid en vulling door het object 's nachts aan te passen voor het geselecteerde gebied.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Schakel het selectievakje Zet Tamper-proof aan in om de detectie van videomanipulatie in te schakelen. 3. Stel het gebied voor detectie van videomanipulatie in. Raadpleeg Taak 1 Stel het gebied voor bewegingsdetectie in in Sectie 6.6.1. 4. Klik op Bewerken om het activeringsschema voor videomanipulatie te bewerken. De configuratie van het activeringsschema verloopt hetzelfde als het instellen van het activeringsschema voor bewegingsdetectie.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-52 Alarminputinstellingen 3. Klik op Bewerken om het activeringsschema voor de alarminput in te stellen. Raadpleeg Taak 2 Stel het activeringsschema voor bewegingsdetectie in in Sectie 6.6.1. 4. Schakel het selectievakje in om de koppelingsmethode voor de alarminput te selecteren. Raadpleeg Taak 3 Stel de alarmacties voor bewegingsdetectie in Sectie 6.6.1. 5.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Selecteer één alarmoutputkanaal in de vervolgkeuzelijst Alarmuitgang. U kunt ook een naam instellen voor de alarmoutput (optioneel). 3. De vertragingstijd kan worden ingesteld op 5 seconden, 10 seconden, 30 seconden, 1 minuut, 2 minuten, 5 minuten, 10 minuten of een handmatige waarde. De vertragingstijd is de tijdsduur dat de alarmoutput actief blijft nadat het alarm is opgetreden. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera camera's. Stappen: 1. Open de interface voor uitzonderingsinstellingen: Configuratie > Gevorderde configuratie > Gebeurtenissen > Uitzondering 2. Schakel het selectievakje in om de acties in te stellen die worden ondernomen voor het uitzonderingsalarm. Raadpleeg Taak 3 Stel de alarmacties voor bewegingsdetectie in Sectie 6.6.1. Figure 6-54 Uitzonderingsinstellingen 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera alarmen. 3. Schakel het selectievakje Draadloos alarm aanzetten in om het draadloze alarm te activeren. 4. Voer eventueel de alarmnaam in het tekstveld in. 5. Schakel het selectievakje in om de koppelingsmethoden voor het draadloze alarm te selecteren. 6. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 7.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera selecteren. 5. Klik op de knop Bewerken om het activeringsschema in te stellen. 6. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 7. Ga naar Configuratie > Gevorderde configuratie > Systeem > Afstandsbediening om de camera te activeren. Figure 6-56 Instellingen voor PIR-alarmen configureren Noodalarm Doel: Druk op de noodknop op de afstandsbediening om het noodalarm in noodgevallen te triggeren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Configuratie > Gevorderde configuratie > Gebeurtenissen > Ander alarm 2. Schakel het selectievakje in om de koppelingsmethoden voor het noodalarm te selecteren. 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Figure 6-57 Instellingen voor noodalarmen configureren 6.6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 4. Schakel het selectievakje Detectie van sterke afname van geluidsintensiteit in om sterke afname in geluidsniveau voor de surveillancescène te detecteren. U kunt de detectiegevoeligheid en drempelwaarde voor sterke afname van het geluidsniveau instellen. Opmerkingen: Gevoeligheid: Bereik [1-100]. Hoe lager de waarde is, hoe groter de toename moet zijn om de detectie te triggeren. Drempel voor geluidsintensiteit: Bereik [1-100].
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Beeldvervaging als gevolg van defocus van de lens kan worden gedetecteerd. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor defocusdetectie verschilt per cameramodel. Stappen: 1. Open de interface voor instellingen voor defocusdetectie: Configuratie > Gevorderde configuratie > Smart Gebeurtenis > Defocusdetectie 2.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Stappen: 1. Open de interface voor instellingen voor detectie van veranderingen in de scène: Configuratie > Gevorderde configuratie > Smart Gebeurtenis > Detectie scèneverandering 2. Schakel het selectievakje Detectie scèneverandering aanzetten in om de functie in te schakelen. 3. Klik op de schuifregelaar en versleep deze om de detectiegevoeligheid in te stellen. De gevoeligheidswaarde heeft een bereik van 1-100.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Met de functie voor gezichtsdetectie worden gezichten binnen de surveillancescène herkend, en kunnen bepaalde acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor gezichtsdetectie verschilt per cameramodel. Stappen: 1. Open de interface voor instellingen voor gezichtsdetectie: Configuratie > Gevorderde configuratie > Smart Gebeurtenis > Gezichtsdetectie 2.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-61 Gezichtsdetectie configureren 6.6.35 Detectie van lijnoverschrijding configureren Doel: Met de functie voor detectie van lijnoverschrijding worden personen, voertuigen of andere objecten gedetecteerd die vooraf gedefinieerde virtuele lijnen overschrijden. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor detectie van lijnoverschrijding verschilt per cameramodel. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Schakel het selectievakje Detectie van oversteken van virtueel vlak inschakelen in om de functie in te schakelen. 3. Selecteer de lijn in de vervolgkeuzelijst voor detectie-instellingen. 4. Klik op de knop Tekengebied. Er wordt nu een virtuele lijn weergegeven in de livevideo. 5. Klik en versleep de lijn. U kunt de locatie naar wens instellen in de livevideo. Klik op de lijn. Er worden twee rode vierkante weergegeven aan de twee uiteinden.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-62 Overschrijdingslijn tekenen 6.6.36 Indringerdetectie configureren Doel: Met de functie voor indringerdetectie worden personen, voertuigen of andere objecten gedetecteerd die vooraf gedefinieerde virtuele gebieden binnengaan en hier blijven. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor indringerdetectie verschilt per cameramodel. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 5. Klik op de livevideo om de vier zijden van het detectiegebied op te geven. Klik op de rechtermuisknop om het tekenen te voltooien. 6. Selecteer de drempelwaarde voor tijd, de detectiegevoeligheid en het objectpercentage voor indringerdetectie. Drempel: Bereik [0-10 seconden]. De drempelwaarde voor de tijd dat een object in het gebied rondhangt. Als u de waarde instelt op 0, wordt het alarm getriggerd direct nadat het object het gebied heeft betreden.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-63 Gebied voor indringing configureren 6.6.37 Detectie van betreden van gebied configureren Doel: Met de functie voor detectie van het betreden van gebieden worden personen, voertuigen of andere objecten gedetecteerd die virtuele gebieden binnengaan en hier blijven. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor detectie van het betreden van gebieden verschilt per cameramodel. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera op de rechtermuisknop om het tekenen te voltooien. 6. Klik op de schuifregelaar en versleep deze om de detectiegevoeligheid in te stellen. Gevoeligheid: Bereik [1-100]. De gevoeligheidswaarde bepaalt de grootte van objecten waardoor het alarm kan worden getriggerd. Als de gevoeligheid op een hoge waarde is ingesteld, kan het alarm worden getriggerd door uiterst kleine objecten die het gebied betreden. 7.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Met de functie voor detectie van het verlaten van gebieden worden personen, voertuigen of andere objecten gedetecteerd die vooraf gedefinieerde virtuele gebieden verlaten. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor detectie van het verlaten van gebieden verschilt per cameramodel. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-65 Detectie van verlaten van gebied configureren 6.6.39 Detectie van bagage zonder toezicht configureren Doel: Met de functie voor detectie van bagage zonder toezicht worden objecten gedetecteerd die zijn achtergelaten in het vooraf gedefinieerd gebied, zoals bagage, tassen, gevaarlijke materialen, enzovoort. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera op de rechtermuisknop om het tekenen te voltooien. 6. Stel de drempelwaarde voor tijd en de detectiegevoeligheid in voor detectie van bagage zonder toezicht. Drempel: Bereik [5-20 seconden]. De drempelwaarde voor de tijd dat een object in het gebied wordt achtergelaten. Als u de waarde instelt op 10, wordt het alarm getriggerd nadat het object 10 seconden in het gebied is achtergelaten. Gevoeligheid: Bereik [1-100].
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6.6.40 Detectie van objectverwijdering configureren Doel: Met de functie voor detectie van objectverwijdering worden objecten gedetecteerd die worden verwijderd uit het vooraf gedefinieerde gebied, zoals stukken op een tentoonstelling. Er kunnen verschillende acties worden ondernomen wanneer een alarm wordt getriggerd. Opmerking: De functie voor detectie van objectverwijdering verschilt per cameramodel. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera gedefinieerde gebieden te wissen. 8. Klik op de knop Bewerken om het activeringsschema in te stellen. 9. Selecteer de koppelingsmethoden voor detectie van objectverwijdering, zoals het informeren van het surveillancecentrum, het verzenden van e-mail, het uploaden naar FTP, het triggeren van een kanaal en het triggeren van alarmoutput. 10. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Figure 6-67 Detectie van objectverwijdering configureren 6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-68 Gedragsanalyse VCA-info Versie van gedragsanalyse: Hier wordt de versie van de algoritmenbibliotheek weergegeven. Tot de weergave-informatie behoren weergave op beeld en weergave in de stream. Doelinformatie weergeven in alarmbeeld: Als u dit selectievakje inschakelt, wordt er een kader rondom het doel weergegeven voor geüploade alarmafbeeldingen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera een VCA-alarm optreedt. Beeldkwaliteit: U kunt Hoog, Gemiddeld en Laag selecteren. Afbeeldingsresolutie: U kunt CIF, 4CIF, 720P en 1080P selecteren. Camerakalibratie Voer de volgende stappen uit om het beeld van de camera driedimensionaal te meten en kwantiseren, en vervolgens de grootte van de verschillende doelen te berekenen. De VCA-detectie is nauwkeuriger als de camerakalibratie is geconfigureerd. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-69 Tekenen op liveweergavevenster Afgeschermd gebied Met de functie voor afgeschermde gebieden kunt u specifieke gebieden opgeven waarin de gedragsanalysefunctie niet werkt. Er worden maximaal 4 afgeschermde gebieden ondersteund. Stappen: 1. Klik op het tabblad Afgeschermd gebied om de interface voor configuratie van afgeschermde gebieden te openen. 2. Klik op Tekengebied.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Er wordt ondersteuning geboden voor polygonale gebieden met maximaal 10 zijden. Klik op Wissen om de getekende gebieden te verwijderen. Als de liveweergave wordt gestopt, kunt u geen afgeschermde gebieden tekenen. 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-70 Regel configureren Stappen: 1. Klik op het tabblad Regel om de interface voor regelconfiguratie te openen. 2. Schakel het selectievakje voor één regel in om deze in te schakelen voor gedragsanalyse. 3. Selecteer het regeltype, stel het filtertype in en teken de lijn/het gebied voor de regel in de livevideo.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Filtertype: U kunt Pixels en Werkelijke grootte selecteren. Als u Pixels selecteert, tekent u voor elke regel het gebied voor maximale en minimale grootte in de livevideo. Als u Werkelijke grootte selecteert, voert u de lengte en breedte voor de maximale en minimale grootte in. Het alarm wordt alleen getriggerd voor doelen waarvan de grootte tussen de maximale en minimale waarde ligt.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 6. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 7. Klik op het tabblad Activeringsschema en op het Bewerken om het tijdschema voor elke regels in te stellen. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 8. Klik op het tabblad Alarmkoppeling en schakel het selectievakje voor de bijbehorende koppelingsmethoden voor elke regel in. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Outputtype: Selecteer de positie van het kader. U kunt Midden van doel, Middenonder en Middenboven selecteren. Bijv.: Het doel wordt in het midden van het kader weergegeven als Midden van doel is geselecteerd. Standaardwaarde herstellen: Klik hierop om de geconfigureerde parameters terug te zetten op de standaardwaarden. VCA opnieuw starten: De algoritmenbibliotheek voor gedragsanalyse opnieuw starten.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera liveweergave is gestopt. ● De lengtewaarde voor de maximale grootte moet groter zijn dan de lengte van de minimale grootte. Dit geld ook voor de breedte. 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 6.7.42 Gezichtsvastlegging Met gezichtsvastlegging kunnen gezichten worden vastgelegd die zich in het geconfigureerde gebied bevinden.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera afbeeldingen. U kunt Goed, Beter en Best selecteren. Afgeschermd gebied Met de functie voor afgeschermde gebieden kunt u specifieke gebieden opgeven waarin gezichtsvastlegging niet werkt. Er worden maximaal 4 afgeschermde gebieden ondersteund. Stappen: 1. Klik op het tabblad Afgeschermd gebied om de interface voor configuratie van afgeschermde gebieden te openen. 2. Klik op Tekengebied.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Als de liveweergave wordt gestopt, kunt u geen geconfigureerd gebieden tekenen. 4. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Gevorderde configuratie Configureer de volgende parameters op basis van de werkelijke omgeving. Detectieparameters: Generatiesnelheid [1-5]: De snelheid waarmee doelen worden geïdentificeerd. Hoe groter de waarde is, hoe sneller het doel wordt herkend.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera gezichtshelderheid aangepast op basis van de ingestelde waarde. Hoe hoger de waarde is, hoe helderder het gezicht is. Min. duur [1-60 minuten]: De minimale duur van de gezichtsbelichting met de camera. De standaardwaarde is 1 minuut. Opmerking: Als gezichtsbelichting is ingeschakeld, moet u ervoor zorgen dat de WDR-functie is uitgeschakeld en dat handmatige iris is geselecteerd.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Stappen: 1. Open de interface voor heatmapconfiguratie: Configuratie > Gevorderde configuratie > Heatmap Figure 6-74 Configuratie van heatmap 2. Selecteer het tabblad Configuratie van heatmap om gedetailleerde parameters in te stellen. 3. Schakel het selectievakje Heatmap inschakelen in om de functie in te schakelen. 4. Klik op Tekengebied om het gebied voor heatmapstatistieken te definiëren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Snelheid van achtergrondupdates [0-100]: Verwijst naar de snelheid waarmee nieuwe scènes de vorige vervangen. Bijv.: Vóór een kast worden de personen naast de kast dubbel geteld als er goederen worden verwijderd uit de kast. De kast (met verwijderde goederen) wordt op de camera verwerkt als een nieuwe scène. De standaardwaarde 50 wordt aanbevolen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 6-75 Heatmap voor ruimte Opmerkingen: Zoals weergegeven in de bovenstaande afbeelding, geven rood gekleurde blokken (255, 0 ,0) de meest bezochte gebieden aan. Blauw gekleurde gebieden (0, 0 , 255) geven minder bezochte gebieden aan. U wordt aanbevolen de elektronische lens niet meer aan te passen nadat de installatie is voltooid. Dit kan namelijk in zekere mate onnauwkeurigheden in de gegevens veroorzaken. 6.7.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera U wordt aanbevolen de camera verticaal ten opzichte van de grond te installeren om de telfunctie nauwkeuriger te laten werken. Configuratie van personentelling Stappen: 1. Open de interface voor configuratie van personentellingen: Configuratie > Gevorderde configuratie > Personentelling 2. Selecteer het tabblad Configuratie van personentelling om gedetailleerde parameters in te stellen. Figure 6-76 Configuratie van personentelling 3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1) Klik op Lijn tekenen. Er wordt een oranje detectielijn op het beeld weergegeven. 2) Klik en versleep de detectielijn om de positie hiervan aan te passen. 3) Klik en versleep de twee eindpunten van de detectielijn om de lengte ervan aan te passen. 4) Als u de detectielijn wilt verwijderen, klikt u op de knop Lijn verwijderen. Opmerking: De detectielijn moet de hele ingang/uitgang bedekken. 6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera waartoe de geselecteerde datum behoort. Met het jaarlijkse rapport worden de gegevens berekend voor het jaar waartoe de geselecteerde datum behoort. 5. Klik op Telling om de gegevens te berekenen. 6. Kies of u de statistiekresultaten wilt exporteren als tabel, staafdiagram of lijndiagram. Opmerking: Als u een tabel selecteert om de statistieken weer te geven, kunt u de gegevens naar een Excel-bestand exporteren met de knop Exporteren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 7 Opslaginstellingen Voordat u begint: Als u de opname-instellingen wilt configureren, moet u ervoor zorgen dat er een netwerkopslagapparaat is aangesloten op het netwerk, of dat er een SD-kaart in de camera is geplaatst. 7.1 NAS-instellingen configureren Voordat u begint: De netwerkschijf moet beschikbaar zijn in het netwerk en deze moet correct zijn geconfigureerd voor opslag van opgenomen bestanden, logbestanden, enzovoort. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera garanderen als u SMB/CIFS selecteert. Opmerking: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de NAS om het bestandspad te maken. We raden aan een sterk wachtwoord te gebruiken voor alle functies en netwerkapparaten om uw privacy te garanderen en uw systeem beter te beschermen tegen beveiligingsrisico's.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera initialisatie van de schijf te starten. Wanneer de initialisatie is voltooid, wordt de status van de schijf ingesteld op Normaal. Figure 7-3 Schijfstatus weergeven 3. Definieer de quota voor opnamen en afbeeldingen. (1) Voer het quotumpercentage voor afbeeldingen en opnamen in. (2) Klik op Opslaan om de browserpagina te vernieuwen en te instellingen te activeren. Figure 7-4 Quotuminstellingen Opmerkingen: U kunt maximaal 8 NAS-schijven verbinden met de camera.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera configureren. De opnamebestanden van geplande opnamen worden standaard opgeslagen op de SD-kaart (indien ondersteund) of op de netwerkschijf. Stappen: 1. Open de interface voor het opnameschema: Configuratie > Gevorderde configuratie > Opslag > Opnameschema Figure 7-5 Interface voor opnameschema 2. Schakel het selectievakje Zet opnameschema aan in om deze geplande opnamen in te schakelen. 3. Stel de opnameparameters voor de camera in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera bijvoorbeeld om 9:59:55. De tijd voor Pre-record kan worden geconfigureerd met de volgende instellingen: geen vooropname, 5 s, 10 s, 15 s, 20 s, 25 s, 30 s of onbeperkt. Post-record: De tijd na de geplande tijd of gebeurtenis die u wilt opnemen. Als opname voor een alarm wordt beëindigd om 11:00 en de tijd voor Post-record is ingesteld op 5 seconden, wordt de opname op de camera voortgezet tot 11:00:05.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera selectievakje Aanpassen in. Stel de begintijd en eindtijd in. Opmerking: De opnameperioden mogen niet overlappen. U kunt maximaal 4 segmenten configureren. (2) Selecteer een opnametype. De volgende opnametypen zijn beschikbaar: Normaal, Bewegingsdetectie, Alarm, Beweging | Alarm, Beweging & Alarm, PIR-alarm, Draadloos alarm, Noodalarm en 'Beweging of alarminput of PIR of draadloos of noodalarm'.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera configureren. Raadpleeg Sectie 6.6.1 en Sectie 6.6.3 voor gedetailleerde informatie. Opname getriggerd door beweging of alarm Als u Beweging | Alarm selecteert, wordt er video opgenomen wanneer het externe alarm wordt getriggerd of er beweging wordt gedetecteerd. Naast de configuratie van het opnameschema moet u de instellingen in de interfaces voor bewegingsdetectie en alarminputinstellingen configureren. Raadpleeg Sectie 6.6.1 en Sectie 6.6.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 7.3 Instellingen voor snapshots configureren Doel: U kunt geplande snapshots en door gebeurtenissen getriggerde snapshots configureren. Het vastgelegde beeld kan worden opgeslagen op de SD-kaart (indien ondersteund) of op de netwerk-HDD (voor gedetailleerde informatie over netwerk-HDD's raadpleegt u Sectie 7.1 NAS-instellingen configureren). U kunt de vastgelegde beelden ook uploaden naar een FTP-server. Basisinstellingen Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera interface voor FTP-instellingen in. Raadpleeg Sectie 6.3.12 FTP-instellingen configureren voor meer informatie over de configuratie van FTP-parameters. 2) Schakel het selectievakje Upload foto in de instellingen voor bewegingsdetectie of alarminputs in. Raadpleeg Stap 3 Stel de alarmacties voor bewegingsdetectie in in Sectie 6.6.1, of Stap 4 Externe alarminput configureren in Sectie 6.6.4. 3) Schakel het selectievakje Zet trigger gebeurtenis-snapshot aan in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera weergegeven. 1. Open de interface voor Lite opslag: Configuratie > Gevorderde configuratie > Opslag > Lite opslag. 2. Schakel het selectievakje Inschakelen in om de Lite opslag-functie in te schakelen. 3. Voer de opslagtijd in het tekstveld in. Op deze pagina kunt u de beschikbare ruimte op de SD-kaart bekijken. 4. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Figure 7-10 Instellingen voor Lite opslag 7.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 4. Voer de gebruikersnaam, het wachtwoord en de wachtwoordbevestiging in voor verificatie bij de opslagserver. We raden aan een sterk wachtwoord te gebruiken voor alle functies en netwerkapparaten om uw privacy te garanderen en uw systeem beter te beschermen tegen beveiligingsrisico's. Om de beveiliging van het product te verbeteren, moet het gekozen wachtwoord minimaal 8 tekens bevatten, inclusief hoofdletters, kleine letters, cijfers en speciale tekens.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 8 Telling Doel: De telfunctie wordt gebruikt om het aantal objecten te berekenen dat een vooraf gedefinieerd gebied heeft betreden of verlaten. De functie wordt vaak gebruikt voor in- en uitgangen. Opmerkingen: De telfunctie wordt alleen op specifieke niet-iDS-cameramodellen ondersteund. In tegenstelling tot de functie voor personentellingen die wordt ondersteund op iDS-camera's, hoeft de telfunctie van niet-iDS-camera's niet te worden gekalibreerd.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 8-1 Telconfiguratie 2. Selecteer het tabblad Telconfiguratie om gedetailleerde parameters in te stellen. 3. Schakel het selectievakje Telling inschakelen in om de functie in te schakelen. 4. (Optioneel) Schakel het selectievakje OSD-overlay inschakelen in om het aantal objecten dat het gebied heeft betreden en verlaten, in real-time weer te geven in de livevideo. U kunt de OSD-positie ook aanpassen aan uw eigen wensen. 5. Stel de detectielijn in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera verwijderen. Opmerking: De detectielijn moet de hele ingang/uitgang bedekken. 6. Klik op de knop Teller opnieuw instellen. Het aantal personen dat het gebied heeft betreden en verlaten, wordt weer op 0 gezet. 7. Klik op Bewerken om het activeringsschema in te stellen. 8. Schakel het selectievakje Waarschuw surveillancecentrum in om de koppelingsactie in te stellen. 9. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. Telstatistieken Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 8-2 Statistiekresultaten 150
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 9 Wegverkeer Doel: Voertuigdetectie en detectie van gemengd verkeer zijn beschikbaar voor monitoring van wegverkeer. In de modus voor voertuigdetectie kunnen passerende voertuigen worden gedetecteerd en kan een afbeelding van de kentekenplaat worden vastgelegd. Daarnaast kunnen de kleur, het logo en andere informatie over het voertuig automatisch worden herkend.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Opmerking: Er kan slechts 1 kentekenplaat tegelijk worden vastgelegd voor elke rijstrook. 6. Selecteer een afkorting voor de provincie of staat in de vervolgkeuzelijst wanneer de kentekenplaattoewijzing niet kan worden herkend. 7. Stel het activeringsschema voor voertuigdetectie in. 1) Klik op de knop Bewerken om het activeringsschema te bewerken. 2) Kies de dag waarop u het activeringsschema wilt instellen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 9-1 Configuratie voor voertuigdetectie Het uploaden van afbeeldingen configureren 1. Stel de beeldkwaliteit in. U kunt de beeldkwaliteit of de beeldgrootte instellen om de beeldkwaliteit in te stellen. 2. (Optioneel) Schakel de tekstoverlay voor geüploade afbeeldingen in en bewerk de overlay. Stel de tekenkleur en achtergrondkleur in door op het pictogram te klikken en op de gewenste kleur te klikken in het geopende kleurenpalet. 3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 9-2 Instellingen voor het uploaden van afbeeldingen De inhoud van de overlay configureren 1. Bewerk de inhoud voor het cameranummer, de camera-informatie en de apparaatinformatie in de desbetreffende tekstvelden. 2. (Optioneel) Schakel de tekstoverlay voor geüploade afbeeldingen in en bewerk de overlay. 3. Klik op de knop Opslaan om de instellingen te activeren.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 10 Afspelen Doel: In deze sectie wordt uitgelegd hoe u op afstand opgenomen videobestanden kunt weergeven die zijn opgeslagen op netwerkschijven of SD-kaarten. Stappen: 1. Klik op Afspelen op de menubalk om de afspeelinterface te openen. Figure 10-1 Afspeelinterface 2. Selecteer de datum en klik op Zoeken. Figure 10-2 Video's zoeken 3. Klik op om de videobestanden af te spelen die voor deze datum zijn gevonden.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 10-3 Afspeelwerkbalk Table 10-1 Beschrijvingen van de knoppen Knop Bediening Knop Bediening Afspelen Beeld vastleggen Onderbreken Het maken van videoclipbestanden starten/stoppen / Audio aan en volume aanpassen/dempen Stoppen / Videobestanden downloaden Vastgelegde beelden downloaden Vertragen Versnellen Frame voor frame afspelen Digitale zoom in- en uitschakelen / Opmerking: U kunt in de interface Lokale configuratie lokale bestandspaden kieze
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera verschillende videotypen aangeduid.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 11 Zoeken in logboeken Doel: De werking, alarmen, uitzonderingen en informatie voor de camera kunnen worden opgeslagen in logboekbestanden. U kunt de logboekbestanden naar wens exporteren. Voordat u begint: Configureer de netwerkopslag voor de camera of plaats een SD-kaart in de camera. Stappen: 1. Klik op Logboek op de menubalk om de interface voor zoekopdrachten voor logboeken te openen. Figure 11-1 Interface voor zoeken in logboeken 2.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 11-2 Zoeken in logboeken 4. Als u de logboekbestanden wilt exporteren, klikt u op Sla logboek op om de logboekbestanden op uw computer op te slaan.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Chapter 12 Overig 12.1 Gebruikersaccounts beheren Open de interface voor gebruikersbeheer: Configuratie > Basisconfiguratie > Beveiliging > Gebruiker Of Configuratie > Gevorderde configuratie > Beveiliging > Gebruiker Figure 12-1 Gebruikersinformatie Een gebruiker toevoegen De admin-gebruiker heeft standaard alle toestemmingen, en kan andere accounts maken, wijzigen en verwijderen. De admin-gebruiker kan niet worden verwijderd.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera ● De juiste configuratie van alle wachtwoorden en andere beveiligingsinstellingen is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of eindgebruiker. 3. In de velden Basistoegang en Cameraconfiguratie kunt u toestemmingen in- en uitschakelen voor de nieuwe gebruiker. 4. Klik op OK om het toevoegen van de gebruiker te voltooien. Figure 12-2 Een gebruiker toevoegen Een gebruiker wijzigen Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 12-3 Een gebruiker wijzigen Een gebruiker verwijderen Stappen: 1. Klik om de gebruikers te selecteren die u wilt verwijderen en klik op Wissen. 2. Klik op OK in het pop-updialoogvenster om de gebruiker te verwijderen. 12.2 Verificatie Doel: U kunt de streamgegevens van de liveweergave specifiek beveiligen. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 2. Selecteer voor het verificatietype voor RTSP de optie basis of uitschakelen in de vervolgkeuzelijst om de RTSP-verificatie in of uit te schakelen. Opmerking: Als u RTSP-verificatie uitschakelt, kan iedereen via het RTSP-protocol of IP-adres toegang krijgen tot de stream. 3. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 12.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera om toegang te krijgen tot uw camera en livebeelden te bekijken zonder dat er aanmeldingsgegevens worden ingevuld. Het is daarom bij het toestaan van de functie voor anonieme liveweergave, van kritiek belang dat het weergaveveld van de camera geen impact heeft op de privacy van personen doordat er beelden worden vastgelegd zonder autorisatie daartoe.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 12-8 Een IP-adres toevoegen (3) Klik op de knop OK om het toevoegen te voltooien. Een IP-adres wijzigen Stappen: (1) Klik met de linkermuisknop op een IP-adres in de filterlijst en klik op Aanpassen. (2) Wijzig het IP-adres in het tekstveld. Figure 12-9 Een IP-adres wijzigen (3) Klik op de knop OK om het wijzigen te voltooien. Een IP-adres verwijderen Klik met de linkermuisknop op een IP-adres in de filterlijst en klik op Wissen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 1. Ga naar Configuratie > Gevorderde configuratie > Beveiliging >Beveiligingsservice om de interface voor configuratie van de beveiligingsservice te openen. Figure 12-10 Beveiligingsservice 2. Schakel het selectievakje Zet SSH aan om beveiliging voor gegevenscommunicatie in te schakelen. Schakel het selectievakje uit om SSH uit te schakelen. 3. Schakel het selectievakje Illegale aanmeldvergrendeling inschakelen in.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 12-11 Apparaatinformatie 12.7 Onderhoud 12.7.1 De camera opnieuw starten Stappen: 1. Open de interface voor onderhoud: Configuratie > Basisconfiguratie > Systeem > Onderhoud Of Configuratie > Gevorderde configuratie > Systeem > Onderhoud 2. Klik op Opnieuw starten om de netwerkcamera opnieuw te starten. Figure 12-12 Het apparaat opnieuw starten 12.7.2 Standaardinstellingen herstellen Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Figure 12-13 Standaardinstellingen herstellen Opmerking: Wanneer de standaardinstellingen zijn hersteld, wordt het IP-adres ook teruggezet op het standaard-IP-adres. Wees dus voorzichtig bij het uitvoeren van deze actie. 12.7.3 Configuratiebestanden exporteren/importeren Doel: Het configuratiebestand wordt gebruikt voor batchconfiguratie van de camera. Als u veel camera's moet configureren, kan dit de configuratiestappen vereenvoudigen. Stappen: 1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 12.7.4 Het systeem upgraden Stappen: 1. Open de interface voor onderhoud: Configuratie > Basisconfiguratie> Systeem > Onderhoud, of Configuratie > Gevorderde configuratie > Systeem > Onderhoud 2. Selecteer het firmwarebestand of de firmwaremap om het upgradebestand te openen. Firmware: Zoek het exacte pad naar het upgradebestand. Firmwaremap: U hoeft alleen de map op te geven waarin het upgradebestand zich bevindt. 3.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Configuratie > Gevorderde configuratie > Systeem > RS-232 Figure 12-16 RS-232-instellingen Opmerking: Als u de camera wilt aansluiten via de RS-232-poort, moeten de RS-232-parameters exact overeenkomen met de parameters die u hier hebt geconfigureerd. 2. Klik op Opslaan om de instellingen op te slaan. 12.9 RS-485-instellingen Doel: De seriële RS-485-poort wordt gebruikt om de PTZ van de camera te bedienen.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera en de pariteit en stroomcontrole zijn ingesteld op Geen. Opmerking: De parameters voor de baudrate, het PTZ-protocol en het PTZ-adres moeten exact overeenkomen met de PTZ-cameraparameters. 12.10 Service-instellingen Ga naar Configuratie > Gevorderde configuratie > Systeem > Service om de interface voor service-instellingen te openen. De service-instellingen hebben betrekking op de hardwareservices die worden ondersteund op de camera.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Appendix Appendix 1 - Inleiding tot SADP-software Beschrijving van SADP SADP (Search Active Devices Protocol) is een gebruiksvriendelijk zoekprogramma voor online apparaten waarvoor geen installatie vereist is. Met dit programma worden actieve online apparaten binnen uw subnet gezocht, en wordt informatie weergegeven over deze apparaten. U kunt ook de basisnetwerkinformatie wijzigen voor de apparaten waarop deze software wordt gebruikt.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Afbeelding A.1.1 Online apparaten zoeken Opmerking: Apparaten kunnen 15 seconden nadat ze online zijn gegaan, worden gevonden en weergegeven. De apparaten worden 45 seconden nadat ze offline zijn gegaan, uit de lijst verwijderd. Handmatig online apparaten zoeken U kunt ook op klikken om de lijst met online apparaten handmatig te vernieuwen. De nieuwe gevonden apparaten worden aan de lijst toegevoegd.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera De juiste configuratie van alle wachtwoorden en andere beveiligingsinstellingen is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of eindgebruiker. Afbeelding A.1.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera Appendix 2 Poorttoewijzing De volgende instellingen zijn van toepassing voor een TP-LINK-router (TL-WR641G). De instellingen verschillen, afhankelijk van het routermodel. Stappen: 1. Selecteer het verbindingstype WAN, zoals hieronder weergegeven: Afbeelding A.2.1 Selecteer het verbindingstype WAN 2. Stel de LAN-parameters van de router in zoals in de onderstaande afbeelding wordt weergegeven, inclusief instellingen voor het IP-adres en subnetmasker.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 192.168.1.23, en de poortwaarden van de andere camera als 81, 8001, 555 en 8201 met IP-adres 192.168.1.24. Raadpleeg de onderstaande stappen: Stappen: 1. Zoals hierboven wordt uitgelegd, stuurt u de poortwaarden 80, 8000, 554 en 8200 door voor de netwerkcamera met IP-adres 192.168.1.23. 2. Wijs de poortwaarden 81, 8001, 555 en 8201 toe voor de netwerkcamera met IP-adres 192.168.1.24. 3. Schakel alle protocollen of de TCP-protocollen in. 4.
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 177
Gebruikershandleiding voor netwerkcamera 178