Operation Manual

6
Uw apparaten aansluiten
Voor het aansluiten, gelieve de handleidingen van alle aan te sluiten apparaten en dit
product te lezen. Verzeker u ervan dat het mogelijk is dat alle apparaten kunnen worden
aangesloten op dit product, en bereid de noodzakelijke kabels voor het aansluiten voor.
Bekijk de afbeeldingen F-3 tot en met F-5 aan de achterzijde van deze handleiding.
Raadpleeg voor details de “Gebruiksaanwijzing” – “Gebruikershandleiding” en
“Netwerkhandleiding”.
Wanneer AUTO is geselecteerd voor de COMPUTER IN1 of COMPUTER
IN2-poort in COMPUTER IN van het INPUT-menu, aanvaardt die poort
componentvideosignalen.
Om netwerkfuncties van de projector te gebruiken, sluit u de LAN-poort aan op
de LAN-poort van de computer of een aansluitpunt dat via een draadloos LAN
en een LAN-kabel op de computer is aangesloten.
Indien u een USB-opslagapparaat zoals een USB-stick in de USB TYPE A-poort
steekt en de poort selecteert als de inputbron, kunt u beelden zien die op het
medium zijn opgeslagen.
U kunt een dynamische microfoon op de MIC-poort aansluiten met een miniplug
van 3,5 mm. In dat geval doet de ingebouwde luidspreker dienst als output voor het
geluid van de microfoon, zelfs wanneer het geluid van de projector wordt uitgevoerd.
(vervolgd op volgende pagina)
WAARSCHUWING Gebruik alleen geschikte accessories. Anders kan er
brand ontstaan of kunnen het apparaat en de projector beschadigd raken.
-
Gebruik alleen de gespeciceerde accessoires of aanbevolen door de fabrikant
van de projector. Neem contact op met uw dealer wanneer het vereiste
accessoire niet bij het product is geleverd of als het accessoire beschadigd is.
Het is mogelijk dat er aan bepaalde normen moet worden voldaan.
- In geval van een kabel met een ader aan een uiteinde, sluit u het uiteinde met
de ader aan op de projector. Dit is mogelijk vereist door EMI-voorschriften.
- De projector en de accessoirs niet uit elkaar halen of wijzigen.
- Gebruik geen beschadigde accessories. Wees voorzichtig dat niet de
accessoires schade. Leg de kabels zo dat er niet over gelopen wordt of dat de
kabels klemgedrukt worden.
VOORZICHTIG Schakel de projector niet aan of uit terwijl hij nog is
aangesloten op een apparaat dat in werking is, tenzij dit staat vermeld in de
gebruiksaanwijzing van het apparaat.
Zorg ervoor dat u een connector niet op een verkeerde poort aansluit.
Zorg ervoor dat u de toestemming hebt van de netwerkbeheerder voor u de
projector op een netwerk aansluit.
Sluit de LAN-poort niet aan op een netwerk met een te hoge elektrische spanning.
Voor het gebruik van de draadloos-netwerkfunctie van deze projector is de
aangewezen draadloze USB-adapter die wordt verkocht als optie vereist.
Gebruik, voor u het USB-opslagapparaat uit de poort van de projector verwijdert,
de functie VERWIJDER USB op het thumbnailscherm om uw gegevens te beveiligen.
Voor u de draadloze USB-adapter in de projector plaatst of deze eruit verwijdert,
dient u de projector uit te schakelen en de stroomstekker uit het stopcontact te halen.
Raak de draadloze USB-adapter niet aan terwijl de projector wisselstroom ontvangt.