Operation Manual

Nederlands
60
GEBRUIKEN VAN DE ELEKTRONISCHE BEELDSTABILISATIE (EIS)
Bij het inzoomen (zie bladzijde 51) zal deze functie corrigeren voor bewegingsonscherpte in het
beeld veroorzaakt door de bewegingen van het toestel.
1 Druk op de MENU toets, kies “EIS” van het
“Camera Functions Setup” menuscherm en
druk vervolgens op de A toets.
2 Kies “On” of “Off” en druk dan op de A
toets.
3 Druk op de MENU toets om de instelling af te
sluiten.
Controleren of de EIS functie aan
of uit staat
U kunt aan de op het scherm weergegeven
informatie zien of de elektronische
beeldstabilisatie (EIS) aan of uit staat.
Wanneer u voor een opname de elektronische
beeldstabilisatie heeft uitgeschakeld (“EIS: Off”),
kunt u het beste deze functie weer inschakelen
voor u de DVD videocamera/recorder uit zet,
behalve wanneer u normaal gesproken wilt
opnemen zonder de elektronische
beeldstabilisatie.
Opmerking:
De EIS instelling wordt bewaard in het geheugen
wanneer de DVD videocamera/recorder wordt
uitgeschakeld.
Wanneer u de camera/recorder op een statief of
ander stabiel oppervlak gebruikt, kunt u de EIS
functie het beste uitschakelen.
Wanneer u “EIS: On” (Aan) heeft ingesteld, zal een
klein verschil optreden tussen de daadwerkelijke
bewegingen van het toestel en de op het beeld
weergegeven bewegingen.
Te grote bewegingen van het toestel kunnen niet
helemaal worden gecorrigeerd, ook al heeft u “EIS:
On” ingesteld. Houd de DVD videocamera/recorder
stevig met beide handen vast.
De EIS functie werkt mogelijk niet naar behoren
wanneer u de tele- of groothoek-converter gebruikt.
EIS kan niet worden gebruikt bij het maken van foto's
met de DZ-GX3300E/GX3200E/GX3100E.
OPNEMEN VAN ONDERWERPEN BIJ EEN GROTE VERGROTINGSFACTOR
(DIGITALE ZOOM)
Zie bladzijde 51 voor het instellen van de digitale zoom.
VERMINDEREN VAN WINDRUIS TIJDENS DE OPNAME (MIC.FILTER)
Bij het opnemen van geluid met de ingebouwde microfoon van deze DVD videocamera/recorder,
kunt u de windruis verminderen.
Als u “MIC.Filter: On” heeft ingesteld, zullen bepaalde lage tonen die door de microfoon worden
opgepikt tijdens de opname worden genegeerd: Hierdoor zal bij het afspelen de stem van uw
onderwerp of de andere geluiden beter te horen zijn.
1 Druk op de MENU toets, kies “MIC.Filter”
van het “Camera Functions Setup”
menuscherm en druk vervolgens op de A
toets.
2 Kies de gewenste instelling en druk
vervolgens op de A toets.
3 Druk op de MENU toets om de instelling af te
sluiten.
Opmerking:
U kunt ook via de op het display getoonde informatie
controleren of het microfoonfilter aan staat.
De instelling voor het microfoonfilter zal ook wanneer
de DVD videocamera/recorder wordt uitgeschakeld
worden bewaard in het geheugen.
Het microfoonfilter werkt alleen wanneer er video
wordt opgenomen.
Het microfoonfilter werkt alleen met de ingebouwde
microfoon: Deze functie werkt niet met een externe
microfoon (blz. 65).