Operation Manual

STARTEN VAN DE MOTOR
Zet de motor stil als er geen water uit
stroomt of als er stoom uit komt.
Controleer of de zeef in de
koelwaterinlaat verstopt zit en
verwijder de vervuiling indien
aanwezig. Controleer de
controleopening van het koelwater op
verstopping. Als er nog steeds geen
water uit stroomt, laat uw
buitenboordmotor dan controleren
door uw officiële Honda
buitenboordmotoren-dealer. Gebruik
de buitenboordmotor niet zolang het
probleem niet verholpen is.
Als de motor niet op temperatuur is
als het motortoerental verhoogd
wordt, kunnen de
waarschuwingszoemer en het
waarschuwingslampje
oververhitting geactiveerd worden
en zal het toerental automatisch
verlaagd worden.
In gebieden waar de temperatuur
lager wordt dan 0°C, kan het
koelsysteem bevriezen. Als wordt
gevaren met een hoog toerental
zonder dat de motor is
warmgedraaid, kan de motor
beschadigd raken.
NORMAAL: AAN
NIET NORMAAL: UIT
CONTROLELAMPJE
OLIEDRUK
Controleer voordat u de haven verlaat
de werking van de
dodemansschakelaar.
Controleer of het controlelampje
oliedruk aangaat.
Als de motor niet aanslaat, stop dan
en voer de volgende controles uit.
Controleer het motorolieniveau
(zie blz. ).
Als het oliepeil normaal is en het
controlelampje oliedruk gaat niet
aan, neem dan contact op met
een officiële Honda
buitenboordmotor-dealer.
Laat de motor als volgt op
bedrijfstemperatuur komen:
Laat bij temperaturen hoger dan 5°C
de motor gedurende tenminste 3
minuten draaien.
Laat bij temperaturen lager dan 5°C
de motor gedurende tenminste 5
minuten met ongeveer 2,000 min
(omw/min) draaien.
Als de motor niet goed op
bedrijfstemperatuur wordt gebracht,
zal de motor niet optimaal presteren.
6.
1)
2)
7.
51
64
08/03/20 20:33:44 39ZZ4600_064