Operation Manual

9
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
C4.Blijf tijdens het maaienop veilige afstandvan demaaikast. Deduwboom heeft een veiligelengte, blijf dusachter de
maaier.
C5.Met draaiende motor altijd gewoon lopen, nooit hard lopen. Laat uzelf niet trekken door de maaier.
C6.Wees tijdens het maaien van een helling verzekerd van voldoende steun voor uw voeten. Maai altijd dwars op een
helling, nooit op en neer.
C7.Wees heel voorzichtig wanneer u van richting verandert op een helling.
C8.Maai geen hellingen steiler dan 20°.
C9.Wees heel voorzichtig wanneer u de maaier naar u toe trekt.
C10.Zethetmaaimesstilwanneerudemaaierscheefmoethoudenofopmoettillenvoortransport,wanneerueenandere
ondergrondbetreedtdangrasenwanneerudemaaiertransporteertvanofnaarhetterreindatgemaaidmoetworden.
C11.Gebruik de maaier nooit met een defect aan de maaikast of aan de beschermstrip, of zonder uitwerpkoker of
grasvangzak.
C12.Breng geen wijzigingen aan in de toerentalregelaar-afstelling en zorg dat de motor niet over toeren draait.
C13.Ontkoppel het mes (modellen met ROTOSTOP) en de rijkoppeling (aangedreven modellen) voor u de motor start.
C14.Start de motor volgens de instructies, en houdt uw voeten uit de buurt.
C15.Kantel demaaier nietwanneerude motorstart. Startdemotoraltijd opeen vlakkeondergrond,vrijvan hooggras of
obstakels.
C16.Houd uw handen uit de buurt van roterende delen. Start de motor niet terwijl U voor de uitwerpopening staat.
C17.Til de maaier nooit op met draaiende motor.
C18.Stop de motor en neem de bougiekap van de bougie:
-
Voordat u werkzaamheden verricht onder de maaikast of in de uitwerptunnel.
-
Voordat u de maaier controleert, schoonmaakt of er onderhoud aan pleegt.
-
Wanneerumetdemaaiereenvreemdobjectheeftgeraakt.Controleerdemaaieropschadeenrepareerdezevoor
u de maaier opnieuw start en gebruikt.
- Wanneerdemaaierabnormaalbeginttetrillen.Controleeronmiddelijkwatdeoorzaakvandezetrillingenisenneemdeze
weg door de noodzakelijke reparatie uit te (laten) voeren, voor u de maaier opnieuw gebruikt.
C19.Stop de motor in de volgende gevallen:
-
Wanneer u de motor onbewaakt achterlaat.
-
Voor het bijtanken.
C20.Stop het mes (bij modellen met ROTOSTOP) of de motor in de volgende gevallen:
-
Wanneer u de grasvangzak afneemt of monteert.
-
Voor het afstellen van de maaihoogte.
C21.Neem gas terug wanneer u de motor afzet. Zet de gashendel in de stop-positie en sluit de benzinekraan.
ONDERHOUD EN OPSLAG
D1.Houdallebouten,moerenenschroevengoedvastgedraaid,zodatdemaaierveiligblijftomtegebruiken.Regelmatig
onderhoud is essentieel om de maaier in een veilige en goedwerkende toestand te houden.
D2.Zetuwmaaiernooitwegmetbenzineindetank,wanneereventuelebenzinedampincontactkankomenmeteenopen
vlam, vonk of andere bron van hoge temperatuur.
D3.Laat de motor afkoelen voor u deze in een gesloten ruimte opbergt.
D4.Houd,ombrandgevaartevoorkomen,demaaiereninhetbijzonderdemotor,vrijvangras,bladerenenovertolligvet.
Plaats geen vat met organisch materiaal (compostvat) in of vlakbij een gebouw.
D5.Wanneer u de benzinetank wilt aftappen, moet dit buiten gebeuren, met koude motor.
D6.Controleer het grasvangsysteem regelmatig op slijtage of beschadiging.
D7.Gebruik de machine niet met beschadigde of versleten onderdelen. Onderdelen moeten worden vervangen, niet
gerepareerd.Gebruikaltijd origineleHONDA-onderdelen. Maaimessenmoeten zijnvoorzien vaneen HONDA-merk
en een referentienummer. Niet gelijkwaardige onderdelen kunnen schade veroorzaken aan de machine en uw
veiligheid nadelig beinvloeden.
D8.Draagdikke(werk)handschoenenalsuhetmesmonteertofdemonteertenbijhetschoonmakenvanhetmaaidek.
D9.Zorg altijd dat het mes goed in balans blijft wanneer u het mes slijpt.
NL